2KP. Ch 5. E Grammar

1 / 41
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Today
- Instructie/work together
- Work in silence
- Discuss answers with classmate (+ ask teacher)

Lesson goal: you can use prefixes and suffixes in a sentence

Slide 2 - Slide

Hoe zeg je dat iets kleurrijk is?
Hint: colour...

Slide 3 - Open question

Hoe noem je een schilderij?
Hint: paint...

Slide 4 - Open question

Hoe noem je een docent?
Hint: teach...

Slide 5 - Open question

Hoe noem je iemand die kaal is?
Hint: hair...

Slide 6 - Open question

Wat is het woord 'onbetrouwbaar'?
Hint: ...reliable

Slide 7 - Open question

Hoe noem je 'iets opnieuw afspelen'?
Hint: ...play

Slide 8 - Open question

Wat zie je gebeuren bij de woorden die je net hebt gemaakt?

Slide 9 - Mind map

Prefix and Suffix 
Prefix en Suffix zijn letters die je toevoegt voor (prefix) of na (suffix) een woord. Deze toevoegingen veranderen de betekenis van het woord. 

Responsible - Irresponsible 
Verantwoordelijk - Onverantwoordelijk 

Slide 10 - Slide

Prefix and Suffix
Re- betekent opnieuw, terug of in reactie tot. Dit zet je vóór een woord.
turn, visit, play, act
return, revisit, replay, react 



Slide 11 - Slide

Maak een woord met re....

Slide 12 - Open question

Prefix and Suffix
Mis– wordt gebruikt om een negatieve betekenis te geven als het aan het begin van het woord toegevoegd is. 
Understand - Misunderstand




Slide 13 - Slide

Maak een woord met mis...

Slide 14 - Open question

Prefix and Suffix
Achtervoegsel (suffix)
–er: Deze uitgang maakt een vergelijking. Het wordt ook gebruikt voor een persoon of ding dat een actie doet. slow – slower / teach – teacher

–less betekent zonder.  hair - hairless /  fear - fearless


Slide 15 - Slide

Prefix and Suffix 
–ing achter een woord wordt gebruikt voor een product, materiaal of een werkwoord wat in een zelfstandig naamwoord gezet wordt. 
paint - painting 

 –ful  iets of iemand heeft een bepaalde eigenschap.
colour - colourful, play - playful, wonder - wonderful , beauty - beautiful

LET OP: -ful !!!! = 1 L 

Slide 16 - Slide

Her latest movie is about an (in)....... man.
A
inhappy
B
invisible

Slide 17 - Quiz

I'm sorry for this (mis)..........
A
misunderstanding
B
mislikes

Slide 18 - Quiz

It is (im) ....... to do.
A
imlegal
B
impossible

Slide 19 - Quiz

een prefix is een ...
A
voorvoegsel
B
achtervoegsel

Slide 20 - Quiz

Welk woord bevat een prefix?
A
study
B
cooking
C
rewash
D
senseless

Slide 21 - Quiz

Prefix/suffix

teach
A
er
B
ment

Slide 22 - Quiz

De prefix 'un' geeft aan dat..
A
er één van iets is
B
er iets niet klopt
C
iets 'niet' zo is

Slide 23 - Quiz

De juiste prefix van "happy" is..........
A
im-happy
B
non-happy
C
dishappy
D
unhappy

Slide 24 - Quiz

de juiste prefix van "belief" is..........
A
unbelief
B
rebelief
C
disbelief
D
misbelief

Slide 25 - Quiz

Prefix/suffix

play
A
re
B
mis
C
dis
D
ir

Slide 26 - Quiz

Which prefix fits?

....polite
A
il
B
im
C
dis
D
ir

Slide 27 - Quiz

Choose the correct prefix/suffix

...agree
A
dis-
B
un-
C
-ible
D
-able

Slide 28 - Quiz

Choose the correct prefix or suffix: weak
A
weakless
B
weakness

Slide 29 - Quiz

Wat is de prefix van able:
A
dis
B
re
C
un

Slide 30 - Quiz

Choose the correct prefix:
Dependent
A
Independent
B
Misdependent

Slide 31 - Quiz

Choose the correct prefix:
Zip
A
Inzip
B
Unzip

Slide 32 - Quiz

Choose the correct prefix:
Polite
A
Impolite
B
Copolite

Slide 33 - Quiz

Choose the correct prefix
...legal
A
il-
B
non-
C
dis-
D
re-

Slide 34 - Quiz

Choose the correct prefix

...honour
A
dis-
B
un-
C
mis-
D
re-

Slide 35 - Quiz

What is a prefix?
timer
0:20
A
a word word
B
something at the beginning of a word
C
something at the end of a word
D
something in the middle of a word

Slide 36 - Quiz


Where is the right prefix used?
A
ircomfortable
B
uncomfortable
C
imconfortable
D
noncomfortable

Slide 37 - Quiz

schrijf een woord met een prefix

Slide 38 - Mind map

Schrijf een woord met een suffix

Slide 39 - Mind map

Get to work
Open your book on page 



Finished? Study for the test!
Slimstampen / Gimkit / Lessonup
timer
20:00

Slide 40 - Slide

What did you learn today?

Slide 41 - Mind map