toets klas 1 H1.7/3.7 -1
1 / 18
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Ranomi neemt haar tablet mee naar bed.
Benoem de persoonsvorm.
Benoem de persoonsvorm.
Slide 2 - Open question
Waarom gebruik jij je telefoon zo min mogelijk?
Benoem de persoonsvorm.
Benoem de persoonsvorm.
Slide 3 - Open question
Timor heeft een nieuwe app op zijn telefoon gezet.
Benoem de persoonsvorm.
Benoem de persoonsvorm.
Slide 4 - Open question
Dagenlang zat ik te wachten op mijn nieuwe telefoon.
Benoem het werkwoordelijk gezegde.
Benoem het werkwoordelijk gezegde.
Slide 5 - Open question
Mijn telefoon laadt niet goed op.
Benoem het werkwoordelijk gezegde
Benoem het werkwoordelijk gezegde
Slide 6 - Open question
Ik ben mijn oude mobieltje aan het inleveren bij een verzamelpunt.
Benoem het werkwoordelijk gezegde.
Benoem het werkwoordelijk gezegde.
Slide 7 - Open question
Ik heb een nieuwe telefoon gekocht.
Benoem het werkwoordelijk gezegde
Benoem het werkwoordelijk gezegde
Slide 8 - Open question
Veel scholieren hadden enthousiast met de actie meegedaan.
Benoem het werkwoordelijk gezegde
Benoem het werkwoordelijk gezegde
Slide 9 - Open question
Gisteren zijn Jesse en Dio in de bioscoop een leraar van school tegengekomen.
Verdeel de zin in zinsdelen, gebruik de / toets en een spatie tussen de strepen.
Verdeel de zin in zinsdelen, gebruik de / toets en een spatie tussen de strepen.
Slide 10 - Open question
Wanneer kunnen wij de komende maand afspreken?
Verdeel de zin in zinsdelen, gebruik de / toets en een spatie tussen de strepen.
Verdeel de zin in zinsdelen, gebruik de / toets en een spatie tussen de strepen.
Slide 11 - Open question
Jeffrey gaat morgenmiddag met Özil naar de kermis.
Verdeel de zin in zinsdelen, gebruik de / toets en een spatie tussen de strepen.
Verdeel de zin in zinsdelen, gebruik de / toets en een spatie tussen de strepen.
Slide 12 - Open question
Binnenkort zal de winkel duurzame telefoons gaan verkopen.
Welke zin is goed verdeeld in zinsdelen?
Welke zin is goed verdeeld in zinsdelen?
A
Binnenkort / zal / de winkel/ duurzame telefoons gaan / verkopen.
B
Binnenkort zal / de winkel / duurzame telefoons / gaan verkopen.
C
Binnenkort / zal / de winkel duurzame / telefoons gaan verkopen.
D
Binnenkort / zal / de winkel / duurzame telefoons / gaan verkopen.
Slide 13 - Quiz
De meningen over dit onderwerp zijn verdeeld.
Wat is de pv?
Wat is de pv?
A
zijn
B
verdeeld
C
dit
D
meningen
Slide 14 - Quiz
Ondertussen was ik alles aan het voorbereiden.
Wat is het wg?
Wat is het wg?
A
was
B
was voorbereiden
C
was aan het voorbereiden
D
voorbereiden
Slide 15 - Quiz
De jarige juf trakteert haar klas op chips.
Wat is het onderwerp?
Wat is het onderwerp?
A
De jarige juf
B
haar klas
C
trakteert
D
chips
Slide 16 - Quiz
Morgen geven de geslaagden een heel groot feest.
Wat is het onderwerp?
Wat is het onderwerp?
A
Morgen
B
de geslaagden
C
een heel groot feest
D
geven
Slide 17 - Quiz
Deze toets is niet heel erg moeilijk.
Wat is het onderwerp?
Wat is het onderwerp?
A
Deze toets
B
is
C
niet
D
moeilijk
