3.3 Binding tussen moleculen (deel 1)

1 / 23
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Atoombindingen
  • Tussen atomen binnen een molecuul zitten atoombindingen
  • Atoombindingen worden gevormd door het gedeelde elektronenpaar
  • Als beide atomen even hard aan de elektronen trekken, is het een apolaire atoombinding
  • Als één van de twee atomen harder aan de elektronen trekt dan het andere atoom, is het een polaire atoombinding

Slide 2 - Slide

Polaire atoombinding
  • Atoombinding

  • polaire atoombinding


  • De atoombinding tussen een N en een H atoom en tussen een O en een H atoom is ook een polaire atoombinding.

Slide 3 - Slide

Elektronegativiteit
Het verschil in elektronegativiteit (ΔEN) bepaalt het soort binding (BiNaS 40A)

ΔEN
Soort binding
Voorbeeld
< 0,4
Apolair
C-H, C-S, C=S
0,4-1,7
Polair
C-F, H-Cl, C-O, C=O
> 1,7
Ion
Na+ Cl-

Slide 4 - Slide

elektronegativiteit
BINAS40

Slide 5 - Slide

binding in moleculen = atoombinding 
bij chemische reacties
--> worden atoombindingen in beginstoffen verbroken
--> worden nieuwe atoombindingen in reactieproducten gevormd

Slide 6 - Slide

3.3 Binding tussen moleculen
Vanderwaalsbinding
Dipool-dipoolbinding
Waterstofbruggen
Het meso-niveau

Slide 7 - Slide

Binding tussen moleculen
Algemeen principe:

Hoe sterker de bindingen tussen moleculen zijn, 
des te hoger zijn het smeltpunt en het kookpunt

Slide 8 - Slide

Vanderwaalsbinding 
Deze houdt moleculen bij elkaar. 
Alle moleculen hebben vanderwaalsbindingen

Zowel molecuulmassa als molecuuloppervlak
maken de binding sterker

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Vanderwaalsbinding en massa
hogere molmassa sterkere binding (en dus hoger kookpunt)

Slide 11 - Slide

Vanderwaalsbinding en oppervlakte
Voorbeeld: hexaan en 2,3-dimethylbutaan
Zelfde massa, maar hexaan heeft een groter oppervlak, dus sterkere vanderwaalsbinding
>

Slide 12 - Slide

Vanderwaalsbinding en fase-overgang

Slide 13 - Slide

Dipool-dipoolbinding
Binding tussen polaire moleculen ("dipolen")
Binding tussen         en            van verschillende moleculen
Voorbeeld: SO2

        
δ
δ
δ
δ
2δ+
2δ+
δ+
δ
Wat is verschil EN O-S binding?

Slide 14 - Slide

Dipool-dipoolbinding
Binding tussen polaire moleculen ("dipolen")
Binding tussen          en          van verschillende moleculen
Voorbeelden: HCl en H2O
        
δ+
δ

Slide 15 - Slide

Een molecuul is een dipool als
- er polaire atoombindingen aanwezig zijn
- er een vlak in het molecuul aan te wijzen is, waarin de ladingen elkaar niet opheffen (geen symmetrie)

Slide 16 - Slide

Apolaire moleculen (symmetrie)
Soms kunnen polaire bindingen in een molecuul elkaar precies tegenwerken
Er is dan netto geen dipool en het molecuul is apolair
Voorbeeld: CO2 
δ
δ
2δ+
0

Slide 17 - Slide

Polaire en apolaire moleculen

Slide 18 - Slide

Bij welke fase overgang(en) worden VanderWaals-bindingen verbroken?
A
Van vast naar vloeibaar
B
Van vloeibaar naar gas
C
Van vast naar gas
D
Van gas naar vloeibaar

Slide 19 - Quiz

Is dit molecuul een dipool?
A
Ja, er is een netto dipool.
B
Nee, er is een netto dipool.
C
Ja, er is geen netto dipool.
D
Nee, er is geen netto dipool.

Slide 20 - Quiz

Is waterstofchloride
een dipool?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quiz

Polaire molecuul
Apolair molecuul
Waterstof
Methaan
Methanol
Waterstofchloride
Koolstofdioxide
Water

Slide 22 - Drag question

Huiswerk
3.3: 18, 22 t/m 26

Slide 23 - Slide