Opdracht 3
1 Nimra / was/ superblij / met haar hoge wiskundecijfer.
2 Op YouTube / kun / je / allerlei leuke filmpjes / gratis / bekijken.
3 Maarten / moet / iedere dag / de afwasmachine / uitruimen / van zijn moeder.
4 Alle meisjes van de brugklas / gaan / morgen / naar een sciencedag.
5 Zaalberg, het bedrijf van Kips leverworst, / stort zich / nu / op de groenteburger.
6 Hetty / gaat / regelmatig / winkelen / met haar vriendinnen.