What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Persoonsvorm & werkwoordelijk gezegde
Paragraaf 5: Werkwoordelijk gezegde
1 / 16
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
16 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
80 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Paragraaf 5: Werkwoordelijk gezegde
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
- Kun je de persoonsvorm in de zin benoemen.
- Kun je het werkwoordelijk gezegde in de zin benoemen.
Slide 2 - Slide
In elke zin zitten werkwoorden
Eén van die werkwoorden is de persoonsvorm.
Een persoonsvorm is een werkwoord.
Elke zin heeft een persoonsvorm.
Slide 3 - Slide
Persoonsvorm
Als je de zin in een
andere tijd
zet, verandert de persoonsvorm.
Als je de zin van
enkelvoud naar meervoud
verandert of
andersom
, verandert de persoonsvorm.
Als je een
vraagzin
maakt, komt de persoonsvorm
voorop
te staan.
Slide 4 - Slide
Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
De persoonsvorm is dus ook onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp
‘doet’ of ‘overkomt’.
Let op: het woordje
te
voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!
Ik heb veel
te
doen.
--> werkwoordelijk gezegde: heb te doen
Dit geldt ook voor
aan het
voor een heel werkwoord.
De supporters waren
aan het
juichen.
--> werkwoordelijk gezegde: aan het juichen
Ook delen van een scheidbaar werkwoord horen bij het werkwoordelijk gezegde
Ik
gaf
hem de snoepzak
door.
--> werkwoordelijk gezegde: gaf door
Werkwoordelijk gezegde (wwg)
Slide 5 - Slide
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
"Ik kan het werkwoordelijk gezegde van een zin benoemen."
A
ik
B
kan
C
kan benoemen
D
het werkwoordelijk gezegde van een zin
Slide 6 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin
"Ik hang de was op."
A
hang
B
was
C
hang op
D
op
Slide 7 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
"Ik kan dit niet betalen."
A
kan
B
betalen
C
kan niet betalen
D
kan betalen
Slide 8 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Ik ben aan het voetballen.'
Slide 9 - Open question
Wat is het werkwoordelijk gezegde:
"Dat had je niet moeten doen!"
Slide 10 - Open question
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
"Ik heb het geleerd."
Slide 11 - Open question
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
"Bij de volgende halte stapte ze uit."
Slide 12 - Open question
Wat is het onderwerp in deze zin?
Ik overhandigde hem het pakket.
A
Ik
B
overhandigde
C
hem
D
het pakket
Slide 13 - Quiz
Wat is het onderwerp in deze zin?
Het pakket overhandigde ik hem?
A
Het pakket
B
overhandigde
C
ik
D
hem
Slide 14 - Quiz
Wat is het onderwerp in deze zin?
De gebreide pakjes waren vroeger erg in trek.
A
De pakjes
B
De gebreide
C
Pakjes
D
De gebreide pakjes
Slide 15 - Quiz
Wat is het onderwerp in deze zin?
Hebben jouw beste vriendin en jij veel leuke dingen gedaan in het weekend?
A
jouw beste vriendin
B
jij
C
beste vriendin
D
jouw beste vriendin en jij
Slide 16 - Quiz
More lessons like this
Persoonsvorm & werkwoordelijk gezegde
October 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Les 3: herhaling persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde
February 2025
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Persoonsvorm & werkwoordelijk gezegde
February 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Persoonsvorm & werkwoordelijk gezegde
October 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1.7 Ma 4 nov.
October 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
WWG
January 2025
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en onderwerp.
April 2024
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 7
Les 4 (13 september 2024)
September 2024
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12