Blok 1 OVER TAAL woordenschat Anette

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

  over taal  

1.7 woordenschat

Aan het einde van deze paragraaf

• begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden.
• begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten.
• begrijp je de betekenis van verschillende woorden die met school te maken hebben.

Welke woorden ken je al?

Lees aandachtig en denk goed na. 

We gaan een sleepopdracht maken.

In je boek is het opdracht 29  (blz. 28)

waar

niet waar

Als je antwoorden nakijkt, kijk je of ze goed zijn.

Als je een verhaal verbetert, maak je het opnieuw. 

Als je iets beschrijft, teken je het.

Als je iets aanpast, verander je wat dingen.

Als je iets noteert, schrijf je het op. 

Als je iets uitlegt, maak je het ingewikkeld. 

Als je dingen met elkaar vergelijkt, kijk je naar wat hetzelfde is en wat verschilt. 

Als je iets benoemt, geef je het een naam. 

Als je een app aanraadt, vind je die app zelf goed. 

Als je een SO bespreekt, worden de antwoorden uitgelegd. 

Een opdracht met filmpjes en afbeeldingen.

Dit is opdracht 30 in je boek.

We gaan de woorden uit opdracht 30 bekijken.

Helpen de plaatjes / filmpjes voor jou? 

het opstel

tekst die je voor school over een bepaald onderwerp schrijft

het blokuur

het dubbele lesuur.

S1B heeft op maandag het tweede en het derde uur Nederlands. Dit is een blokuur. 

het lokaal

de ruimte waar een klas les heeft.

de mentor

iemand die een klas begeleidt

de brugklas

de eerste klas van de middelbare school

de excursie

het leerzame uitstapje

lichamelijke opvoeding

de gymles

het tussenuur

het vrije lesuur

Het rooster

een overzicht waarin  in welke de volgorde waarin de lessen gegeven worden, in welke lokalen en door welke docenten

de roosterwijziging

De verandering in de volgorde van lessen, een ander lokaal of andere docent 

Helpt het voor jou als je een filmpje of een plaatje bij het woord ziet?

1. ja
2. nee
3. ik weet niet of ik het dan beter onthoud

en nu even oefenen.....

https:

opdr. 31 (blz. 29) Woorden uit teksten

- Eerst goed lezen wat je moet doen bij deze opdracht:

- We maken de opdracht eerst mondeling. Dus let goed op. 

Combineer een onderstreept woord met een schuingedrukt woord. 

en nu even oefenen.....

https:

en nog een keer oefenen....

Je gaat nu oefenen met de moeilijke woorden die in het verhaal

'Op reis' stonden.

https:

huiswerk

Maak opdracht 31 in je schrift of in de online methode 

Schrijf eerst het onderstreepte woord op.

Zet daarachter de betekenis. Kies uit de betekenissen 

Dus zo:  1.   onderdeel = stukje van iets

                 2.   in totaal = alles bij elkaar opgeteld

              

https:

nakijken opdracht 31 

• 1 onderdeel – stukje van iets
  
• 2 in totaal – alles bij elkaar opgeteld
  
• 3 een vermogen – heel veel geld
  
• 4 vals beschuldigd – de schuld gegeven, terwijl ik het niet gedaan had
  
• 5 tamme – niet bang voor mensen
  
• 6 misdrijf – erge misdaad
  
• 7 gedoofd – uitgedaan
  
• 8 onderzoeken – goed kijken hoe iets is
  
• 9 vermelden – zeggen
  
• 10 bevestigt – zegt dat het klopt