Proeftoets Pluriforme samenleving

TOETS PLURIFORME SAMENLEVING
1 / 21
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

TOETS PLURIFORME SAMENLEVING

Slide 1 - Slide

Wat betekent pluriforme samenleving?
A
Een samenleving met veel gastarbeiders
B
Een samenleving van meerdere culturen en leefstijlen
C
Een samenleving met veel sociaal-economische maatregelen
D
Een samenleving met veel segregatie

Slide 2 - Quiz

Cultuur =
Cultuur = 
A
Iets anders geloven dan de rest
B
De normen van een volk (regels)
C
De gewoontes van een groep mensen
D
Waarden van een volk

Slide 3 - Quiz

Cultuur
Alle waarden, normen & gewoonten die mensen binnen een groep of samenleving met elkaar delen.

Alles wat je heel normaal vindt..

Dat is dan de dominante cultuur

Slide 4 - Slide


A
Dominante cultuur
B
Subcultuur

Slide 5 - Quiz

subculturen hebben te maken met:
A
geloof, muziek en met je inkomen
B
geloof, muziek, werk, politiek, woonplaats en migratie achtergrond
C
met allerlei zaken, behalve met je geloof
D
alleen met je geloof en je achtergrond

Slide 6 - Quiz


A
dominante cultuur
B
subcultuur

Slide 7 - Quiz

Wat betekent tolerantie?

Slide 8 - Open question

Leerlingen hebben vooroordelen over elkaar. Wat is een vooroordeel?
Leerlingen hebben vooroordelen over elkaar. Wat is een vooroordeel?
A
Een mening hebben over iemand.
B
Een mening hebben die je niet durft te zeggen.
C
Een mening over iemand hebben zonder de feiten te kennen.
D
Iemand pesten die nieuw is.

Slide 9 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een vooroordeel?
A
Je weet dat een buurjongen wel eens iets gestolen heeft.
B
Je vindt het goed dat je buurjongen keiharde muziek draait.
C
Je zegt dat je ouders jou té strenge regels opleggen.
D
Je denkt dat je moeder niet kan autorijden want zij is een vrouw

Slide 10 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een 'stereotype'?
A
in Mexico draagt iedereen sombrero's
B
Ook in Frankrijk houden mensen van sushi.
C
In Spanje bestaan er Hollandse frietzaken.
D
De president van Amerika is gek op honden.

Slide 11 - Quiz

In welke uitspraak herken je een stereotype
A
Mijn buurjongen blowt
B
Zijn oom is een crimineel
C
Vrouwen kunnen niet auto rijden
D
Die gast stinkt

Slide 12 - Quiz

Wat is discriminatie?
A
Verschil maken tussen mensen
B
Verschil maken tussen mensen op basis van niet-belangrijke kenmerken
C
Verschil maken tussen mensen op basis van belangrijke kenmerken
D
Verschil maken tussen mensen in verschillende situaties

Slide 13 - Quiz

Wat is discriminatie?
A
Alle chinezen lijken op elkaar
B
"Jij bent homo, dus jij mag niet meedoen"
C
"Vrouwen kunnen niet autorijden"
D
"Jij zingt vals, dus mag niet in ons koor"

Slide 14 - Quiz

Verhuizen naar een ander land
A
immigreren
B
exporteren
C
emigreren
D
importeren

Slide 15 - Quiz

Noem drie redenen voor migratie.

Slide 16 - Open question

Integratie of segregratie?
A
Integratie
B
Segregratie

Slide 17 - Quiz

Je bent tolerant als je:
A
een ander zegt wat hij moet doen
B
een ander helpt
C
een ander in zijn of haar waarde laten
D
een ander overtuigen om zich anders te gedragen.

Slide 18 - Quiz

Geef een argument voor de volgende stelling:

"Scholen waar alleen maar witte of donkere kinderen opzitten, zijn slecht voor de samenleving."

Slide 19 - Open question

wat is integratie?
A
mensen passen zich gedeeltelijk aan, aan de dominante cultuur terwijl ze hun eigen cultuurkenmerken mogen houden.
B
mensen vertrekken naar een ander land.
C
mensen passen zich helemaal niet aan en houden hun eigen cultuur in stand.
D
alles is onjuist.

Slide 20 - Quiz

Wat past bij integratie?
Wat past bij integratie?
A
Extra Nederlandse taallessen
B
Aparte scholen voor migranten
C
Onderwijs in eigen taal
D
In een ander land gaan wonen

Slide 21 - Quiz