SOA's

1 / 46
next
Slide 1: Slide
BiologieSecundair onderwijs

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat weet je over SOA's?

Slide 2 - Open question

SOA betekent
A
seksuele onvermijdelijke aandoening
B
seksuele ontrouwe aandoening
C
seksueel overdraagbare aandoening
D
sensuele onwaarstaanbare aanrakingen

Slide 3 - Quiz

Veilig vrijen betekent onder andere dat je...
A
vermijdt om te kussen
B
Een condoom gebruikt
C
Om het even welk voorbehoedsmiddel gebruikt

Slide 4 - Quiz

Welke SOA komt in België het meeste voor?
A
HIV- infectie
B
chlamydia (schimmelinfectie)
C
gonorroe (druiper)
D
genitale wratten

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Gaat een soa vanzelf over?
A
bijna nooit
B
de meeste wel
C
altijd

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Welke van de volgende SOA is niet te genezen?
A
Gonorroe (druiper)
B
Chlamydia (schimmelinfectie)
C
Herpes genitalis (koortsblaasjes down under...)

Slide 9 - Quiz

Kun je altijd merken of je een SOA hebt?
A
Ja, je hebt altijd klachten
B
Nee, vaak heb je geen klachten

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Wat weet jij van AIDS/HIV?

Slide 23 - Open question

Aids verspreidt zich via een virus, het meest kenmerkende aan dat virus is:
A
het tast het verdedigingsmechanisme van je lichaam aan
B
het verspreidt zich zeer gemakkelijk
C
het komt enkel voor bij mensen die zich slecht verzorgen

Slide 24 - Quiz

Als je besmet bent met HIV betekent dat:
A
je onmiddelijk sterft aan aids
B
je het virus levenslang meedraagt, maar niet noodzakelijk ziek wordt
C
je een zware medische behandeling moet krijgen om te kunnen genezen

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Iemand die besmet is met hiv:
A
ziet er heel ziek uit
B
kan er kerngezond uitzien
C
sterft direct

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

De verspreiding in België...
A
stijgt voortdurend
B
stagneert
C
daalt

Slide 30 - Quiz

Het aids-virus verspreidt zich:
A
Bij iedereen die zich blootstelt aan 'onveilig' gedrag
B
Enkel bij homoseksuelen, prostituees en drugspuiters
C
Over de totale bevolking.

Slide 31 - Quiz

Om eventueel besmet te raken met hiv:
A
moet je verschillende relaties achter de rug hebben
B
moet je een zwakke gezondheid hebben
C
kan één seksueel contact voldoende zijn

Slide 32 - Quiz

Het aids-virus bevindt zich:
A
in lucht en water
B
in bloed, sperma en vaginaal vocht van een virusdrager
C
op alles dat aangeraakt werd door een besmet persoon

Slide 33 - Quiz

Je kunt een hiv-besmetting krijgen door:
A
in de omgeving van een virusdrager te verblijven
B
onhygiënische omstandigheden in toiletten, zwembaden,...
C
contacten tussen jouw bloed en besmet bloed, vaginaal vocht, sperma...

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Als je een SOA hebt, die nog niet behandeld is, ben je extra vatbaar voor:
A
Griep
B
Aids
C
ziekte van Pfeiffer (klierkoorts)

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Welke stelling is juist?
A
Als je een beetje oppast met wie je vrijt, is de kans op een SOA erg klein.
B
Je kunt altijd aan de geslachtsdelen zien of iemand een SOA heeft.
C
Iedereen die wel eens onveilig gevreeën heeft kan een SOA hebben.

Slide 44 - Quiz

Echt gevaarlijk is het om:
A
gewoon contact te hebben met besmette personen
B
bloed te geven of te krijgen in ons land
C
te vrijen zonder condoom

Slide 45 - Quiz

Slide 46 - Video