Meervoudsvormen

Meervoud (Plural)
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Meervoud (Plural)

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je weet hoe je meervoudsvormen kan maken met:
  •  -en, -s, 's, ën en eën
  • Je kent het meervoud van een aantal bijzondere gevallen 

Slide 2 - Slide

Na -e, -el, -em, -er en -ie is het meervoud -s
het kopje - de kopjes
de tafel - de tafels
de bezem - de bezems
de jongen - de jongens
de letter - de letters
de vakantie - de vakanties

Slide 3 - Slide

Na -a, -i, -o, -u en -y is het meervoud 's
de opa - de opa's
de taxi - de taxi's
de auto - de auto's
de paraplu - de paraplu's
de baby - de baby's
Na -a, -i, -o, -u en -y is het meervoud 's

Slide 4 - Slide

Meervoud

Er zijn verschillende manieren waarop een zelfstandig naamwoord (noun) eindigt:

  • meervoud op -en: boek - boeken                  
  • meervoud op -s: telefoon - telefoons
  • meervoud op 's: baby - baby's
  • meervoud op -ën: ski - skiën
  • meervoud op -eën: idee - ideeën



Slide 5 - Slide

Meervoud op -en
Zo maak je een meervoud op -en:

• Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten:  
boer → boeren, dans → dansen, lot → loten. 
• Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen:  
klas → klassen, bed → bedden, slof → sloffen.



• Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen:
schaar → scharen, been → benen, sloot → sloten.



• Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v-:
raaf → raven, brief → brieven, golf → golven.



• Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z-:
huis → huizen, baas → bazen, mees → mezen.


Slide 6 - Slide

Meervoud op -en
• Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen:
schaar → scharen, been → benen, sloot → sloten.
• Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v-:
raaf → raven, brief → brieven, golf → golven. 
• Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z-:
huis → huizen, baas → bazen, mees → mezen.


Slide 7 - Slide

Verschil -s en 's

Je mag een -s  gewoon aan een woord vastplakken als het eindigt op een medeklinker of als het woord eindigt op een -e.

Voorbeeld:

computer-computers
garage-garages
kusje-kusjes

Slide 8 - Slide

Verschil -s en 's
Eindigt een woord op een klinker (a, o, u, i, y)?
Dan gebruik je 's ('apostrof'). Ik hou van ys.

Voorbeeld:
kassa - kassa's              paraplu - paraplu's
taxi - taxi's                       auto - auto's

Slide 9 - Slide

Afkortingen

Afkortingen van zelfstandige naamwoorden, schrijf je ook met 's.


Voorbeeld:
tv's

dj's

wc's

Slide 10 - Slide

Franse leenwoorden

In het Nederlands hebben we aan aantal Franse woorden die eindigen met een accent (streepje) op de letter - é. 

In het meervoud mag je de letter -s dan gewoon aan het woord vastplakken.

Voorbeeld:

logé - logés

Slide 11 - Slide

Welk woord is correct geschreven?
A
cafees
B
kiwis
C
omaas
D
tantes

Slide 12 - Quiz

Welk woord is correct geschreven?
A
tafel's
B
stoelen
C
kaartje's
D
fotos

Slide 13 - Quiz

Welk woord is correct geschreven?
A
videoos
B
cd's
C
ehbos
D
cafees

Slide 14 - Quiz

Welk woord is correct geschreven?
A
giraffe's
B
groente's
C
cafés
D
dictee's

Slide 15 - Quiz

Verschil ën en eën

Als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, dan gebruik je eën (trema).


Voorbeeld:

melodie - melodieën

fantasie - fantasieën

Slide 16 - Slide

Verschil ën en eën

Als de klemtoon van het woord ergens anders ligt, dan gebruik je ën.


Voorbeeld:

bacterie - bacteriën
porie - poriën 

Slide 17 - Slide

Welk woord is correct geschreven?
A
kolonieën
B
koloniën

Slide 18 - Quiz

Uitzonderingen

Vroeger werd er op een andere manier ook nog een meervoudsvorm gemaakt. Nu kennen we nog deze twee:
kind - kinderen
ei - eieren


Slide 19 - Slide

Leenwoorden (I)

We gebruiken in het Nederlands veel woorden die oorspronkelijk uit het Latijn komen. Deze woorden hebben een afwijkende meervoudsvorm.
Voorbeeld:

museum - musea
centrum - centra
datum - data

Slide 20 - Slide

Leenwoorden (II)

Nog meer uitzonderingen:

Voorbeeld:

technicus - technici

medicus - medici

politicus - politici

Slide 21 - Slide

Schrijf een zelfstandig naamwoord (noun) met de meervoud (plural). Let op je spelling!
Voorbeeld: boek-boeken

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Slide 25 - Link

Slide 26 - Link