Ontdek wat je al wist 4 t/m 8 herhalen taalmachientje congruentie wg ng

4: Taalmachientje
5+6: Aangeboren? 
7: WG/NG
8: soorten zinnen


1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

4: Taalmachientje
5+6: Aangeboren? 
7: WG/NG
8: soorten zinnen


Slide 1 - Slide

Doel van de les
Ik weet wat ik van het grammaticaboekje moet kennen voor de repetitie in de toetsweek van december 

Slide 2 - Slide

4: Taalmachientje
Je weet meer dan je wist! Jouw taalmachientje kan perfect aangeven of een zin een :-) of een :-( verdient.
woordsoorten zijn de stenen
het taalmachientje is de architect
de zinnen zijn het gebouw

Slide 3 - Slide

4: Taalmachientje
- congruentie (onderwerp en persoonsvorm hebben hetzelfde getal) (*De leerlingen loopt door de gang)
- woordvolgorde (*Spaghetti ik eet van een bord graag)
- betekenis (*Ik voel me paarser dan gisteren)
- compleet (alle bouwstenen aanwezig) (*Morgen ben xx vrij)

Slide 4 - Slide

5+6: Aangeboren?
5: Aanleg om een grammatica te gebruiken (geen kant-en-klare grammatica!)
6. Aanleg om een taal te leren

Slide 5 - Slide

Huiswerk blz. 21 opdr. 13
1 Fred is huisarts. NG 2 Fred behandelt zijn patiënten liefdevol. WG
3 Fred is huisarts geworden.
4 Mijn oom vertelde altijd prachtige verhalen over zijn tijd in Indië.
5 Je bent altijd al een rare jongen geweest.
6 Nooit zul je eens uit jezelf de afwasmachine in- of uitruimen!
7 De schaar ligt weer niet in de keukenla!
8 Deze kurkentrekker is een ongelooflijk onhandig ding.
9 De docent is vanmorgen naar school gegaan.
10 Bent u wel helemaal goed snik?
11 Word toch eens volwassen!
12 Eduard verbaast ons iedere keer weer met zijn malle fratsen.

Slide 6 - Slide

7: Werkwoordelijk gezegde
Het onderwerp DOET iets.
Het onderwerp voert een HANDELING uit.

Jan bakt brood.
Jan heeft brood gebakken.
Jan zou brood willen bakken.

Slide 7 - Slide

7: Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin!
Zelfstandig werkwoord zegt het meeste over de zin (handeling!).
De rest zijn hulpwerkwoorden. 

Jan bakt brood.
Jan heeft brood gebakken.
Jan zou brood willen bakken.

Slide 8 - Slide

Heeft oom Kees jouw fiets gerepareerd?
Handeling = ?
A
Hebben (van heeft)
B
Repareren (van gerepareerd)

Slide 9 - Quiz

Mijn broer zou mijn huiswerk maken.
Handeling = ?
A
zullen (van zou)
B
maken (van maken)

Slide 10 - Quiz

Ik zou hem maar niet teveel beloven.
Handeling = ?
A
zullen (van zou)
B
beloven (van beloven)

Slide 11 - Quiz

Hoe noteren we dit?
Heeft om Kees jouw fiets gerepareerd?
Handeling: hele werkwoord! --> Repareren
WG: alle werkwoorden! --> heeft gerepareerd

Slide 12 - Slide

Nu jullie!
Gisteren heb ik mijn zusje naar voetbal gebracht.
Handeling:
WG:
zww:

Slide 13 - Slide

7: Naamwoordelijk gezegde
Het Onderwerp is iets:
beroep, eigenschap of toestand (bet)
Jan is bakker
Jan is aardig
Jan is gehaast

Slide 14 - Slide

7: Naamwoordelijk gezegde
Onderwerp wordt gekoppeld aan een NAAMWOORD.
Jeanet is docent.
Jeanet is cool.

Wat zou dan in zijn totaal het naamwoordelijk gezegde zijn?

Slide 15 - Slide

7: Naamwoordelijk gezegde
Wat zou dan in zijn totaal het naamwoordelijk gezegde zijn?
Jeanet is docent.
Jeanet is cool.


Slide 16 - Slide

8: 2 soorten zinnen
Enkelvoudige zinnen: Jan heeft altijd al op straat willen lopen.
1 persoonsvorm / 1 handeling of eigenschap
Samengestelde zinnen: Jan heeft altijd al topvoetballer willen worden, omdat hij veel geld wil verdienen
Meer dan 1 persoonsvorm / meer dan 1 handelingen of eigenschappen

Slide 17 - Slide

De leerlingen zullen allemaal hun uiterste best willen doen tijdens de toetsweek.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 18 - Quiz

Na de kerstvakantie moet iedereen weer even wennen in de klas.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 19 - Quiz

De docent geeft graag uitleg, zodat alle leerlingen een mooi cijfer kunnen halen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 20 - Quiz

Aan de slag!
Wat? Maken opdracht 14, 15 en 16 (blz. 23-26, uitstapjes mag je overslaan, de rest wel lezen!)
Hoe? Grammaticaboekje en en pen, hele gezegde onderstrepen
Tijd? 20 minuten.
Hulp? Je mag samenwerken.
Klaar? Schema of samenvatting maken van de theorie in het boekje. Extra opdrachtenblad vragen.

Slide 21 - Slide