Het bezittelijk voornaamwoord

• Duits
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Het bezittelijk voornaamwoord

Waarvoor gebruik je een bezittelijk voornaamwoord?

1. Om aan te geven dat iets van iemand is.
2. Om aan te geven dat je iets wil hebben.

Die fiets is van mij.
Dat is __________ fiets.

Dit huis is van mijn opa en oma.
Dit is __________ huis.

mijn

jouw

zijn

haar

onze/ons

jullie

hun

uw

euer/eure

dein(e)

mein(e)

Ihr(e)

ihr(e)

ihr(e)

sein(e)

unser(e)

Das ist (mijn) __________ Stift(M).

1. mein
2. meine

Das ist (hun) __________ Insel(V).

1. ihr
2. ihre

Das ist (jouw) __________ Abenteuer(O).

1. dein
2. deine

Das sind (onze) __________ Noten(MV).

1. user
2. unsere

Das sind (jouw) __________ Brüder(MV).

1. dein
2. deine

Das ist (haar) __________ Kind (O).

1. ihr
2. ihre

ja/nein

"ja" - dat is wel een bezittelijk voornaamwoord

"nein" - dat is geen bezittelijk voornaamwoord

'Sie'
bezittelijk voornaamwoord?

1. ja
2. nein

ihr
bezittelijk voornaamwoord?

1. ja
2. nein

ich
bezittelijk voornaamwoord?

1. ja
2. nein

seine
bezittelijk voornaamwoord?

1. ja
2. nein

eure
bezittelijk voornaamwoord?

1. ja
2. nein