Marketing voor Commercie | HS 8 Distributie

Hs 8 Distributie
1 / 34
next
Slide 1: Slide
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hs 8 Distributie

Slide 1 - Slide

Inhoudsopgave
8. Distributie

9. Communicatie

10. Online marketing

11. Presenteren

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kent de belangrijkste beslissingen over distributie die een aanbieder moet nemen.

  • Je kunt de verschillende soorten distributiekanalen herkennen.

  • Je weet wat multichanneling, cross channeling en omnichanneling inhouden.

  • Je kent het doel van intensieve, selectieve en exclusieve distributie.

  • Je kunt verschillende winkelformules onderscheiden.

  • Je kunt trekdistributie, duwdistributie, selling in en selling out onderscheiden.

Slide 3 - Slide

Distributiestrategieen
1. Intensieve distributie
Product wordt via zoveel mogelijk verkooppunten aangeboden.
Doel: maximale verkrijgbaarheid en gemak voor de klant.
Voorbeelden: frisdrank, snacks, tandpasta.

2. Selectieve distributie
Product wordt via een beperkt aantal zorgvuldig gekozen verkooppunten aangeboden.
Doel: meer controle over merkbeleving en service.
Voorbeelden: kledingmerken, elektronica.

3. Exclusieve distributie
Product is slechts bij één of enkele geselecteerde distributeurs/retailers per regio te koop.
Doel: luxe en exclusiviteit uitstralen.
Voorbeelden: luxe auto’s, designermerken, high-end horloges.

Slide 4 - Slide

Verbind de items
Intensieve distributie
Selectieve distributie
Exclusieve distributie
Porsche
Brood
Jack and Jones
Shopping goods
Exclusieve goederen
Convenience good

Slide 5 - Drag question

Verkoopkanalen

Slide 6 - Slide

Verkoopkanalen
Multichanneling
Het inzetten van meerdere afzonderlijke kanalen om klanten te bereiken. Elk kanaal werkt onafhankelijk van de anderen. Voorbeeld: Een klant kan kiezen tussen kopen in de winkel, via de webshop of telefonisch, maar deze kanalen zijn niet met elkaar verbonden.

Cross channeling
Klanten gebruiken meerdere kanalen die op elkaar zijn afgestemd. Er is interactie tussen de kanalen. Voorbeeld: Een klant bestelt online en haalt het product af in de winkel.

Omnichanneling
Alle kanalen zijn volledig geïntegreerd. De klant ervaart één geheel, ongeacht het kanaal dat hij gebruikt. Voorbeeld: Een klant bekijkt een product op de app, stelt een vraag via chat en koopt later in de winkel – alles is verbonden.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Welke strategie wordt gebruikt als een product alleen via één kanaal wordt aangeboden, zoals een fysieke winkel?
A
Crosschanneling
B
Multichanneling
C
Single channeling
D
Marktaandeel

Slide 9 - Quiz

Wat is het verschil tussen crosschannel en omnichannel retailing?
A
Bij crosschannel zijn verkoopkanalen op elkaar afgestemd, maar bij omnichannel zijn ze volledig geïntegreerd
B
Crosschannel biedt meer verkoopkanalen dan omnichannel
C
Omnichannel werkt alleen online, terwijl crosschannel ook fysieke winkels omvat
D
Crosschannel heeft alleen betrekking op webshops

Slide 10 - Quiz

Welke vorm van retailing biedt de consument de meeste flexibiliteit bij het combineren van verkoopkanalen?
A
Monochannel
B
Multichannel
C
Omnichannel
D
Crosschannel

Slide 11 - Quiz

HOe noem je de strategie waarbij je een online en offline verkoopkanaal hebt, die los van elkaar opereren?
A
Monochannel
B
Multichannel
C
Crosschannel
D
Omnichannel

Slide 12 - Quiz

Veranderingen in de bedrijfskolom
  • Differentiatie →bedrijfskolom wordt een schakel langer
    Werk dat eerst in één bedrijfstak werd gedaan gebeurt nu in twee bedrijfstakken.
    Kan komen door: uitbesteding werk aan andere onderneming, verkoop bedrijfsonderdeel

  • Integratie →bedrijfskolom wordt een schakel korter
    Twee schakels schuiven als het ware in elkaar.
    Werk dat eerst in twee schakels werd gedaan gebeurt nu in één schakel.

    Kan komen door:
    - overname ander bedrijf (in voorgaande schakel of in de volgende) bedrijf gaat de werkzaamheden van voorgaande of volgende schakel verrichten
    - Als voorgaande schakel wordt uitgeschakeld: achterwaartse integratie.
    - Als volgende schakel wordt uitgeschakeld: voorwaartse integratie.


Slide 13 - Slide

Veranderingen in de bedrijfskolom: Differentiatie
Differentiatie binnen de bedrijfskolom is wanneer een bedrijf een fase van het productieproces gaat afstoten. Hierdoor ontstaat er een extra stap die het product moet afleggen om bij de consument te komen.

Slide 14 - Slide

Veranderingen in de bedrijfskolom: Integratie
Integratie
Integratie binnen de bedrijfskolom is wanneer bedrijven een fase gaan samenvoegen (integreren). Hierdoor verdwijnt er een stap in de bedrijfskolom. Bijvoorbeeld als een fabrikant direct aan de consument gaat leveren en hiermee de groothandel en detailhandel overslaat heet dit voorwaartse integratie.

Slide 15 - Slide

Veranderingen in de bedrijfskolom: Integratie
Wanneer een bedrijf een proces van het voorgaande bedrijf overneemt heet dit achterwaartse integratie.

Slide 16 - Slide

Veranderingen in de bedrijfskolom: Specialisatie
Het specialiseren in een productsoort binnen de bedrijfstak. Bijvoorbeeld een boekhandel gaat zich specialiseren in studieboeken. Dit heet ook wel marktvernauwing wanneer een bedrijf zich richt op maar een beperkt aantal producten. Hierdoor neemt het afzetrisico (verkoop risico) toe.

Slide 17 - Slide

Veranderingen in de bedrijfskolom: Parallelisatie
Een bedrijf gaat activiteiten uitvoeren op bedrijfstak niveau van een andere bedrijfskolom. Bijvoorbeeld een benzinestation gaat ook producten van supermarkten verkopen. Het voeren van meerdere producten heet ook wel assortimentsverbreding. Het overlappen van dezelfde producten in verschillende bedrijfskolommen heet branchevervaging.

Slide 18 - Slide

Specialisatie
Voorwaartse
integratie
Parallelisatie
Differentiatie
BWM gaat online direct aan de consument verkopen ipv via een importeur
Een fietsenzaak gaat alleen nog mountainbikes verkopen
Bij de ESSO worden ook broodjes verkocht
Tesla gaat gebruik maken van franchisers die hun nieuwe auto's verkopen
Een broodfabriek gaat winkels openen voor de consument
Apple besluit alleen nog maar mobiele telefoons te verkopen
Netflix gaat bioscopen openen
Douwe Egberts gaat voortaan werken met een importeur die toeziet op de kwaliteit en niet rechtstreek bij de product inkopen

Slide 19 - Drag question

Winkelformule
Winkelformule = marketingmix van de retailer

 



Slide 20 - Slide

prijsdistributie ↔ servicedistributie
prijsdistributie 
lage prijzen, ondiep assortiment, weinig service

servicedistributie
hogere prijzen, diep assortiment, kwaliteit, service



Slide 21 - Slide

Prijsdistributie Aldi

Slide 22 - Slide

Servicedistributie Jumbo Foodmarket

Slide 23 - Slide

Wat zijn twee kenmerken van een winkel met servicedistributie?
A
Klanten worden persoonlijk bediend.
B
Er is weinig aandacht voor de presentatie van artikelen.
C
Klanten letten minder op de prijs.
D
De winkel heeft een verzorgde uitstraling.

Slide 24 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een winkel met prijsdistributie?
A
Dille & Kamille
B
Bruna
C
Holland & Barrett
D
Wibra

Slide 25 - Quiz

Wat is een belangrijk verschil tussen prijsdistributie en servicedistributie?
A
Prijsdistributie heeft een luxueuze uitstraling, servicedistributie niet
B
Prijsdistributie richt zich op service, servicedistributie op prijs
C
Prijsdistributie richt zich op lage prijzen, servicedistributie op klantgerichtheid
D
Er is geen verschil, beide termen betekenen hetzelfde

Slide 26 - Quiz

Jij wilt een Macbook kopen bij Xando in Enschede. Xando verkoopt alleen maar Apple-producten en bijbehorende accessoires. Waar valt Xando onder distributie?
A
Prijsdistributie
B
Servicedistributie
C
Mix van prijs- en servicedistributie

Slide 27 - Quiz

Push- en pullstrategie
Push-strategie
Product wordt via distributiekanalen naar de klant geduwd.
Gericht op winkeliers/distributeurs
Middelen: kortingen, displays, salesacties
Voorbeeld: Coca-Cola betaalt supermarkten voor schapruimte

Pull-strategie
Consument wordt naar het product toegetrokken.
Gericht op eindklant
Middelen: reclame, merkcampagnes, influencers
Voorbeeld: Apple creëert vraag zodat winkels iPhones moeten aanbieden

Slide 28 - Slide

Nescafé maakt reclame met een poster bij een bushokje. Welke strategie is dit?
A
Pull Strategie
B
Push Strategie
C
Beide, push en pull strategie
D
Geen van beide

Slide 29 - Quiz

Wat is Push en Pull strategie?
A
Push = gericht op tussenhandel en pull = gericht op de klant
B
Pull = gericht op tussenhandel en push = gericht op de klant
C
Push en pull zijn geen strategieën
D
Goede antwoord staat er niet tussen

Slide 30 - Quiz

Wat doe je als je reclamestrategie een pull strategie is?
A
Voldoende verkrijgbaarheid van je producten realiseren.
B
Je wil dat er vanuit de consument vraag ontstaat bij de tussenhandel

Slide 31 - Quiz

Calve pindakaas maakt tv reclame rechtstreeks naar de consument. Door de stijgende vraag naar pindakaas wordt de tussenhandel gedwongen om hierop in te springen. Er is sprake van een ?
A
Push strategie
B
Pull strategie
C
Prijs strategie
D
Service strategie

Slide 32 - Quiz

Selling-in & Selling-out
Selling-in
Focus op het verkopen aan de handel (groothandel, detailhandel, distributeurs).
Doel: product in de winkel krijgen.
Voorbeelden: onderhandelingen over schapruimte, volumekortingen, introductiedeals.

Selling-out
Focus op het verkopen aan de eindconsument.
Doel: zorgen dat producten ook écht de winkel uit gaan.
Voorbeelden: promoties in de winkel, advertenties, proefacties, influencers.

Kort gezegd:
Selling-in = zorgen dat het in de winkel ligt. > pushstrategie
Selling-out = zorgen dat de klant het koopt. > pullstrategie

Slide 33 - Slide

Leerdoelen
  • Je kent de belangrijkste beslissingen over distributie die een aanbieder moet nemen.

  • Je kunt de verschillende soorten distributiekanalen herkennen.

  • Je weet wat multichanneling, cross channeling en omnichanneling inhouden.

  • Je kent het doel van intensieve, selectieve en exclusieve distributie.

  • Je kunt verschillende winkelformules onderscheiden.

  • Je kunt trekdistributie, duwdistributie, selling in en selling out onderscheiden.

Slide 34 - Slide