19 maart 2020

Welkom!
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Vandaag
Les 1
Herhalen hww, zww
Oefenen voornaamwoorden

Les 2
Goed gebekt
Woordsoorten: product inleveren

Slide 2 - Slide

Terugblik les
  • Wat hebben we de vorige les behandeld?
Zelfstandig werkwoord
Hulpwerkwoord

Leg in de volgende slide zo duidelijk mogelijk uit wat een hulpwerkwoord en wat een zelfstandig werkwoord is. 

Slide 3 - Slide

Wat is een hulpwerkwoord en wat is een zelfstandig werkwoord?

Slide 4 - Open question

Terugblik les
  • Wat hebben we de vorige les behandeld? 
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord
Vragend voornaamwoord

Deze woordsoorten gaan we vandaag oefenen. 

Slide 5 - Slide

Theorie voornaamwoorden
Persoonlijk voornaamwoord
ik, jij, hij, wij, jullie, mij, me, etc. 
Let op: 
Het huis staat leeg -> het is lidwoord, want het staat voor een zelfstandig naamwoord. 
Het staat leeg -> het is pers.vnw. want het staat niet voor zelfstandig naamwoord. 

Slide 6 - Slide

Voornaamwoorden
Bezittelijk voornaamwoord
Geeft een bezit aan.
Staat voor een zelfstandig naamwoord.
Mijn, onze, jouw, uw.

Dit is mijn boek.

Slide 7 - Slide

Voornaamwoorden
Aanwijzend voornaamwoord
Dit, deze, die en dat.
Staat voor een zelfstandig naamwoord (Deze jongen en dit meisje) of kan zelfstandig gebruikt (Dit begrijp ik niet) worden.

Vragen voornaamwoord
Wie, wat, welke

Slide 8 - Slide

Voornaamwoorden
Betrekkelijk voornaamwoord
Verwijzen naar iets wat eerder in de zin is genoemd. 
De jongen die daar loopt.
Het meisje dat daar staat. 
Het sluiten van de school, wat heel vervelend is. 

Slide 9 - Slide

Oef. 3 (zn, bn, lw, hww, zww, kww, pers.vnw., bez.vnw., aanw.vnw., betr.vnw., vr.vnw.)
1. Hij zegt dat, omdat hij zijn werk niet goed heeft gedaan.
2. Flipsen is een vent, die je op tijd moet controleren. 
3. Zij moet van hem terugkomen, wat ik hem kwalijk neem. 
4. Wie dat dat?
5. Het moet mij even van het hart: mijn marmot is dood. 
6. Het was een beestje, dat niemand tot last was.
7. Waarom deed je dat nou? Wat bezielde je? 

Slide 10 - Slide

Oef. 3 (zn, bn, lw, hww, zww, kww, pers.vnw., bez.vnw., aanw.vnw., betr.vnw., vr.vnw.)
8. Van wie moet dat en is dat jouw taak eigenlijk?
9. Dit is een vreemde kwestie, die goed uitgezocht moet worden. 

Mail de antwoorden naar: jheijs@bornego.nl 

Slide 11 - Slide

Les 2

  • Je gaat nu een product maken over het onderwerp (woordsoort) dat achter je naam staat op de volgende slide. Het product: je legt het woordsoort uit op een wit papier, met uitleg, voorbeelden, tekeningen en een oefening bestaande uit 10 vragen. Gebruik je creativiteit! Maak een foto van je tekening en stuur deze naar: 0637450363 (telefoonnummer van J. Heijs)

Slide 12 - Slide

Joey Lammers -> zn
Bennie-Jan Minnema -> bn
Jay Oudenampsen -> lw
Basane Rugero -> kww
Rianne Boonstra -> hww
Lynn Bruinsma -> zww
Anouk Ferwerda -> pers.vnw
Yrsa Huitenga -> bez. vnw
Max de Jong -> aanw. vnw
Elke de Ruijter  -> betr. vnw
Harmen Schilstra -> vr. vnw
Kim Stuiver -> vz
Julia Tinga -> tw
Weronica Tomkiewicz -> bw
Ferry Valkema -> vz
Jelke de Vries -> tw
Mika de Wolf -> bw
Meike van der Zaag -> vz
Roan de Jong -> tw
Jannick Kuipers -> bw

Slide 13 - Slide