BSR 24/01 1aha Lezen §3 Tekstdoelen en tekstsoorten
Open je boek alvast op blz. 24-25 (havo) en blz. 25-26 (vwo). Laat je iPad in de tas.
§3Tekstdoelen en tekstsoorten
Voordat we beginnen:
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Open je boek alvast op blz. 24-25 (havo) en blz. 25-26 (vwo). Laat je iPad in de tas.
§3Tekstdoelen en tekstsoorten
Voordat we beginnen:
Slide 1 - Slide
Je kunt het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst of filmpje bepalen.
Je kunt het tekstdoel van een tekst bepalen: amuseren, informeren, instrueren, overtuigen of activeren en je kunt hier een tekstsoort aan koppelen.
Lesdoelen
Slide 2 - Slide
In deze les:
Verder met Cursus 1: Meer dan lezen.
De uitleg van Lezen paragraaf 2behandelen.
Oefenen met het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst.
Havo -> huiswerk bespreken, vwo opdrachten maken. Daarna andersom.
Slide 3 - Slide
Welke woordraadstrategie kun je gebruiken om achter de betekenis van het *woord* te komen?
Een *pluspunt* van sporten is mentaal. Een ander voordeel is een goede conditie.
A
voorbeeld
B
omschrijving
C
synoniem
D
tegenstelling
Slide 4 - Quiz
Welke woordraadstrategie kun je gebruiken om achter de betekenis van het *woord* te komen?
Hoaxes en deepfakes maken deel uit van hoe *nepnieuws* wordt verspreid.
A
voorbeeld
B
omschrijving
C
synoniem
D
tegenstelling
Slide 5 - Quiz
Welke woordraadstrategie kun je gebruiken om achter de betekenis van het *woord* te komen?
Als je kijkt naar de *import*, de invoer van goederen uit het buitenland, kun je zien wat een land zelf niet produceert.
A
voorbeeld
B
omschrijving
C
synoniem
D
tegenstelling
Slide 6 - Quiz
Welke woordraadstrategie kun je gebruiken om achter de betekenis van het *woord* te komen?
De taart was lekker *hartig*, maar de soep smaakte flauw.
A
voorbeeld
B
omschrijving
C
synoniem
D
tegenstelling
Slide 7 - Quiz
Huiswerk nakijken
Slide 8 - Slide
Welke tekstdoelen ken je?
Slide 9 - Open question
Welke tekstsoorten ken je?
Slide 10 - Open question
Tekstdoelen en tekstsoorten
Een schrijver van een tekst wil iets bereiken met zijn tekst. Hij heeft een tekstdoel. In totaal zijn er vijf tekstdoelen: amuseren, informeren, instueren, overtuigen, activeren.
Bepaal wat het belangrijkste is wat de schrijver met de tekst wil bereiken. Zo kom je erachter met welke tekstsoort je te maken hebt. Lees je bijvoorbeeld een nieuwsbericht of een gebruiksaanwijzing?
Slide 11 - Slide
amuseren
Een schrijver die als doel amuseren heeft, wil dat jij je vermaakt.
Denk aan tekstsoorten als verhalen, moppen, stripboeken of tijdschriften.
Tekstdoelen en tekstsoorten
Slide 12 - Slide
informeren
Een schrijver die als doel informeren heeft, wil dat jij iets te weten komt.
Denk aan tekstsoorten als nieuwsberichten en schoolboeken en artikelen.
Tekstdoelen en tekstsoorten
Slide 13 - Slide
instrueren
Een schrijver die als doel instrueren heeft, wil dat jij leert hoe je iets moet doen.
Denk aan tekstsoorten als gebruiksaanwijzingen, recepten en spelregels.
Tekstdoelen en tekstsoorten
Slide 14 - Slide
overtuigen
Een schrijver die als doel overtuigen heeft, wil dat jij zijn mening overneemt.
Denk aan tekstsoorten als recensies van een boek of film, een betoog, een ingezonden brief.
Tekstdoelen en tekstsoorten
Slide 15 - Slide
activeren
Een schrijver die als doel activeren heeft, wil dat jij iets (wel of niet) gaat doen.
Denk aan tekstsoorten als advertenties, flyers en adviezen.
Tekstdoelen en tekstsoorten
Slide 16 - Slide
Uitlegfilmpje!
Slide 17 - Slide
Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort?
Sleep de tekstsoorten naar de juiste tekstdoelen.
activeren
amuseren
instrueren
overtuigen
recept
recensie
reclamefolder
roman
Slide 18 - Drag question
Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Overtuigen
Informeren
Instrueren
Slide 19 - Drag question
Slide 20 - Slide
Gesproken teksten
Ook gesproken teksten hebben een doel. Weet jij het doel van de volgende gesproken teksten?
Slide 21 - Slide
Een liedje
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren
Slide 22 - Quiz
Documentaire
A
Amuseren
B
Informeren
C
activeren
D
instrueren
Slide 23 - Quiz
Filmpje over hoe je een e-boek op een e-reader moet zetten
A
informeren
B
overtuigen
C
instrueren
D
amuseren
Slide 24 - Quiz
reclamefilmpje
A
amuseren
B
instrueren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 25 - Quiz
weerbericht
A
amuseren
B
overtuigen
C
informeren
D
instrueren
Slide 26 - Quiz
Wat?
Cursus 1 Lezen: §3 Tekstdoelen en tekstsoorten.
Havo: opdracht 1 t/m 3 (blz. 24-25).
Vwo: opdracht 1 en 2 (blz. 25-27).
Hoe?
Zelfstandig of in tweetallen. Overleg fluisterend.
Hulp
De theorie in deze LessonUp en de uitleg van
paragraaf 3 in je boek.
Tijd
Acht minuten.
Waarom?
Om te oefenen met tekstdoelen en -soorten.
Klaar?
Maak een samenvatting van paragraaf 1, 2 en 3 of oefen verder in de trainer (Magister > leermiddelen).
Oefenen
timer
8:00
Slide 27 - Slide
Je kunt het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst of filmpje bepalen.
Je kunt het tekstdoel van een tekst bepalen: amuseren, informeren, instrueren, overtuigen of activeren en je kunt hier een tekstsoort aan koppelen.
Lesdoelen
Slide 28 - Slide
Met welke manier van lezen vind je het onderwerp van een tekst?
A
Precies lezen
B
Nauwkeurig lezen
C
Oriënterend lezen
D
Begrijpend lezen
Slide 29 - Quiz
Waar let je op als je een tekst oriënterend leest?
Slide 30 - Open question
Welke vraag stel je ook alweer om achter het onderwerp van een tekst te komen?
A
Wie vertelt de tekst?
B
Hoe veel woorden staan in de tekst?
C
Waar gaat de tekst over?
D
Wie heeft de tekst geschreven?
Slide 31 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Het belangrijkste van een tekst in één zin.
B
Hoe veel woorden er in de tekst staan.
C
Hoe iemand in een tekst ergens over denkt.
D
Wie de tekst heeft geschreven.
Slide 32 - Quiz
Met welke manier van lezen vind je de hoofdgedachte van een tekst?