Gouden eeuw quiz

Welke eeuw was de Gouden Eeuw?
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw
1 / 30
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Welke eeuw was de Gouden Eeuw?
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw

Slide 1 - Quiz

Wat wordt er met het begrip 'Republiek' bedoeld?

A
De naam van Nederland in de 16e t/m de 18e eeuw.
B
Een staat zonder vorst zoals een koning of een keizer.
C
Ergens tegen in opstand komen.
D
Als burgers wetten maken en niet een vorst.

Slide 2 - Quiz

De Nederlanden waren in de Gouden eeuw een.........
A
Democratie
B
Oligarchie
C
Monarchie
D
Koninkrijk met absoluut vorst

Slide 3 - Quiz

Wie hadden de meeste macht in de Nederlandse Republiek?
A
De koning en zijn hofhouding
B
De regenten uit rijke families
C
De hardwerkende mannen en vrouwen

Slide 4 - Quiz

Wat wordt er bedoelt met 'de beurs'?
A
Het gebouw waar kooplieden hun geld konden inwisselen om te handelen.
B
Het gebouw waar zeevaarders konden rusten voor een nieuwe tocht.
C
Het gebouw waar alle handelsspullen opgeslagen werden.
D
Het gebouw waar kooplieden samen komen om handel te drijven.

Slide 5 - Quiz

Producten opslaan om later te verhandelen noem je:
A
Handelskapitalisme
B
Stapelmarkt
C
VOC-principe
D
de Beurs

Slide 6 - Quiz

Producten opslaan om later te verhandelen noem je:
A
handelskapitalisme
B
stapelmarkt
C
VOC-principe
D
pakhuispolitiek

Slide 7 - Quiz

Wat is specialisatie?
A
Als je een speciale werknemer bent
B
Als je nog maar één product gaat maken
C
Als je nog maar één product gaat kopen
D
Als je nog maar één werknemer hebt

Slide 8 - Quiz

Een schip dat vanuit Amsterdam naar de landen rond de Oostzee vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout

Slide 9 - Quiz


Een schip dat vanuit de landen rond de Oostzee naar Amsterdam vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout

Slide 10 - Quiz


VOC staat voor
A
Vereniging Oost-Indische Compagnie
B
Verenigde Oost-Indie Compagnie
C
Verenigde Oost-Indische Compagnie
D
Verenigde Oost-Indische Campagne

Slide 11 - Quiz

Wanneer werd de VOC opgericht?
A
1621
B
1602
C
1601
D
1618

Slide 12 - Quiz

De VOC werd op initiatief van de Staten-Generaal opgericht, omdat...
A
andere landen handelscompagnieën oprichtten.
B
de winsten in de Republiek daalden doordat handelscompagnieën elkaar beconcurreerden.
C
er flinke winst viel te behalen op de scheepsbouw. Meer schepen leverde meer geld op.
D
de Staten-Generaal graag landen wilden veroveren om hun macht en rijkdom te tonen.

Slide 13 - Quiz


De VOC bracht naar Europa:
A
Slaven
B
Aardappels
C
Specerijen
D
Maïs

Slide 14 - Quiz

De Staten Generaal gaf de VOC speciale rechten:
A
handelsmonopolie
B
vrede sluiten en oorlog voeren
C
aandelen verkopen
D
een multinational

Slide 15 - Quiz

Welk speciale recht kreeg de VOC niet?
A
Een eigen munt invoeren
B
Verdragen sluiten met Aziatische vorsten
C
Forten bouwen
D
Oorlog voeren

Slide 16 - Quiz

Welke conclusie kun je trekken na het zien van dit plaatje?
A
VOC voerde niet alleen handel en maar ook oorlog
B
VOC maakte kanonnen
C
VOC hield van mode
D
VOC had weinig wapens

Slide 17 - Quiz

In welk opzicht was de VOC uniek in de wereld?
A
Eerste bedrijf met winst uit handel
B
Eerste bedrijf met aandelen
C
Eerste bedrijf in de handel met specerijen
D
Eerste bedrijf in de handel met slaven

Slide 18 - Quiz

Wat is juist?
A
oostzeehandel: graan en hout VOC: specerijen en luxeproducten
B
oostzeehandel: specerijen en graan VOC: specerijen en luxeproducten
C
oostzeehandel: graan en luxeproducten VOC: hout en luxeproducten
D
oostzeehandel: graan en hout VOC: hout en luxeproducten

Slide 19 - Quiz

Hoe heten de dorpen in overzeese gebieden van waaruit de VOC handelde?
A
aanleghavens
B
VOC -dorpen
C
kolonie
D
factorijen

Slide 20 - Quiz

Welke (tijds)volgorde is juist?
A
VOC - WIC - Oostzeehandel
B
Oostzeehandel - VOC - WIC
C
Oostzeehandel - WIC - VOC
D
VOC - Oostzeehandel - WIC

Slide 21 - Quiz

De WIC verhandelde vooral
A
Slaven
B
Aardappels
C
Kruiden
D
Maïs

Slide 22 - Quiz

Waar hield de WIC zich niet mee bezig?
A
Slavenhandel
B
Veroveringen
C
Driehoekshandel
D
Specerijenhandel

Slide 23 - Quiz

Wie van deze personen was een bekende filosoof?
A
Spinoza
B
Rembrandt
C
Hals
D
Van Leeuwenhoek

Slide 24 - Quiz

16. Om welke schildertechniek werd Rembrandt NIET bekend?:
A
Levensecht schilderen van mensen
B
Het afwisselen van details met ruwe kwaststreken
C
Indrukwekkende wolkenluchten
D
Afwisselen van licht en donker

Slide 25 - Quiz

Spinoza
A
microscoop
B
bacterien
C
telelens
D
rationalisme

Slide 26 - Quiz

Lees de bron:

Welke bewering over de bron is niet juist?
A
Spinoza vond dat iedereen mocht zeggen wat hij wil.
B
Spinoza was geen immigrant.
C
Spinoza was voor godsdienstvrijheid.
D
Spinoza´s vrijheid werd eerst Beperk door de regels van de een Joodse geloofsgroep.

Slide 27 - Quiz

Wie ontdekte de microscoop?
A
Hugo de Groot
B
Antoni van Leeuwenhoek
C
Piet Hein
D
Christiaan Huygens

Slide 28 - Quiz

20. Lees de volgende bewering.
‘Antoni van Leeuwenhoek deed onderzoek via een moderne, wetenschappelijke manier.’
Is dit juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quiz

de Dam
het schip
het stadhuis
een dam in de rivier
de nijverheid
plein voor het stadhuis
belangrijk vervoermiddel in de Gouden Eeuw
belangrijkste gebouw van Amsterdam
Amsterdam
thuis of in huis van grondstoffen producten maken

Slide 30 - Drag question