Grieks 2C werkwoorden

1 / 19
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

In deze les...
1. Oefeningen met werkwoorden
2. Oefeningen met kapsoneswoorden

Slide 2 - Slide

1. Werkwoorden
Wat zijn de uitgangen van werkwoorden ook alweer?

Slide 3 - Slide

praesens
imperfectum
ik 
jij
hij/zij
wij
jullie
zij 
ik 
jij
hij/zij
wij
jullie
zij 
ει
εις
εν
ες
ετε
ετε
ομεν
ομεν
ον
ον
ουσι
ω

Slide 4 - Drag question

Imperfectum
Kenmerk van het imperfectum is het augment
Augment = ε voor de stam van een werkwoord
Bijvoorbeeld: λυ-ει wordt ἐ-λυ-εν. 

Slide 5 - Slide

Dus wat wordt het imperfectum van...
δακρυουσι
A
δακρυον
B
ἐδακρυον
C
ἐδακρυουσι

Slide 6 - Quiz

Imperfectum
Bij woorden met een voorvoegsel komt het augment tussen het voorvoegsel en de stam.
Bijvoorbeeld: ἐν-δυν-ετε wordt ἐν-ε-δυν-ετε
Je moet dus weten welke voorvoegsels er zijn in het Grieks!!!

Slide 7 - Slide

Dus wat wordt het imperfectum van...
εἰσβαινω
A
εἰσεβαινον
B
εἰσεβαινω
C
ᾐσβαινον
D
ᾐσβαινω

Slide 8 - Quiz

Imperfectum
Begint een woord met een korte klinker? Dan wordt deze klinker gerekt tot een lange klinker!
Bijvoorbeeld: ρέσκ-ομεν wordt ρεσκ-ομεν
Bijvoorbeeld: θελ-ω wordt θελ-ον

Slide 9 - Slide

Dus wat wordt het imperfectum van...
ἀκουεις
A
ἀκουες
B
ἐκουεις
C
ἠκουες
D
ἠκουεις

Slide 10 - Quiz

Wat is de 1e ev praesens van...
εἰσεβαινεν
A
εἰσβαινει
B
εἰσβαινω
C
εἰσιβαινω
D
ἰσεβαινω

Slide 11 - Quiz

Imperfectum
Let op! Als het voorvoegsel eindigt op een klinker, valt die klinker weg!

Bijvoorbeeld: ἀνα-βαιν-ω wordt ἀν-ε-βαινον

Slide 12 - Slide

Wat is de 1e ev praesens van...
ἀπεφερον

A
ἀποφερον
B
ἀποφερω
C
ἀπφερω
D
ἐπεφερω

Slide 13 - Quiz

Een belangrijk werkwoord: εἰμί
De volgende opdracht is om de vormen van εἰμί in het praesens en imperfectum in de goede volgorde te zetten

Slide 14 - Slide

praesens
imperfectum
ik ben
jij bent
hij/zij is
wij zijn
jullie zijn
zij zijn
ik was
jij was
hij/zij was
wij waren
jullie waren
zij waren
εἶ
εἰμί
εἰσί
ἐσμέν
ἐστέ 
ἐστί
ἦμεν
ἦν
ἦσαν
ἦσθα 
ἦτε

Slide 15 - Drag question

2. Kapsoneswoorden
  • Sommige woorden willen per se een bepaalde naamval bij zich hebben: kapsoneswoorden.
  • Bijvoorbeeld: κρίνω +acc. = oordelen over
  • Datgene waarover wordt geoordeeld staat in de accusativus
  • Ἐπειτα δ' ὁ Πάρις, ὁ τοῦ Πριάμου υἱός, αὐτὰς κρινει τοῖς λόγοις·
  • Vervolgens oordeelt Paris, de zoon van Priamos, over hen met de woorden:

Slide 16 - Slide

Welk woord komt op de plaats van de puntjes?
Το λινον ἐξαπτω .........

Το λινον draad; ἐξαπτω + gen. vastmaken aan
A
ἠ θυρα
B
της θυρας
C
τῃ θυρᾳ
D
την θυραν

Slide 17 - Quiz

Welk woord komt op de plaats van de puntjes?
ὁ βουκολος ἐκρινεν ......

ὁ βουκολος herder; κρινω +acc. oordelen over
A
αἱ θεοι
B
των θεων
C
ταις θεοις
D
τας θεους

Slide 18 - Quiz

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 19 - Open question