Frans 3 juni 2020

1 / 25
next
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Inhoud
  • Grammaire H: le passé composé 
  • Vragen over huiswerk (27, 29, 31, 32) bespreken
  • Oefenen met luisteren
  • Huiswerk

Slide 2 - Slide

Le passé composé (blz 86)
  • Voltooid tegenwoordige tijd
  • Om te vertellen wat je hebt gedaan

  • onderwerp + hulpwerkwoord avoir + voltooid deelwoord
  • Tu + as + ?

Slide 3 - Slide

Voltooid deelwoord
  • regelmatig werkwoord op -er (danser, jouer, travailler)
  • ww - r 
  • danser --> danse
  • e --> é
  • dansé

Slide 4 - Slide

Vul aan
Onderwerp + hulpwerkwoord avoir + voltooid deelwoord

  1. Ik heb gekeken. J'ai __________ (regarder).
  2. Zij heeft gespeeld. Elle a _________ (jouer).
  3. Wij hebben geprobeerd. Nous _______ __________ (essayer).

Slide 5 - Slide

Vul aan
Onderwerp + hulpwerkwoord avoir + voltooid deelwoord

  1. Ik heb gekeken. J'ai regardé (regarder).
  2. Zij heeft gespeeld. Elle a _________ (jouer).
  3. Wij hebben geprobeerd. Nous _______ __________ (essayer).

Slide 6 - Slide

Vul aan
Onderwerp + hulpwerkwoord avoir + voltooid deelwoord

  1. Ik heb gekeken. J'ai regardé (regarder).
  2. Zij heeft gespeeld. Elle a joué (jouer).
  3. Wij hebben geprobeerd. Nous _______ __________ (essayer).

Slide 7 - Slide

Vul aan
Onderwerp + hulpwerkwoord avoir + voltooid deelwoord

  1. Ik heb gekeken. J'ai regardé (regarder).
  2. Zij heeft gespeeld. Elle a joué (jouer).
  3. Wij hebben geprobeerd. Nous avons essayé (essayer).

Slide 8 - Slide

Ontkenning
  • Ne ... pas komt om de persoonsvorm te staan

  • Hij heeft gezongen.         pv = heeft
  • Il a chanté.                            pv = a

  • Hij heeft niet gezongen
  • Il n'a pas chanté.

Slide 9 - Slide

Les devoirs
  • 27, 29, 31, 32
  • voca G & grammaire H
  • Questions?

Slide 10 - Slide

1
1. Luisteren. Hoeveel woorden hoor je?
2. Luisteren. Schrijf de zin op die je hoort. (aantal woorden)
3. Zijn het minder/even veel/meer woorden dan de 1e keer luisteren?
4. Luisteren. Als je iets anders hoort dan eerder --> opschrijven. (aantal woorden)

C'est = 1 woord

Slide 11 - Open question

2
1. Luisteren. Hoeveel woorden hoor je?
2. Luisteren. Schrijf de zin op die je hoort. (aantal woorden)
3. Zijn het minder/even veel/meer woorden dan de 1e keer luisteren?
4. Luisteren. Als je iets anders hoort dan eerder --> opschrijven. (aantal woorden)

Slide 12 - Open question

3
1. Luisteren. Hoeveel woorden hoor je?
2. Luisteren. Schrijf de zin op die je hoort. (aantal woorden)
3. Zijn het minder/even veel/meer woorden dan de 1e keer luisteren?
4. Luisteren. Als je iets anders hoort dan eerder --> opschrijven. (aantal woorden)

Slide 13 - Open question

(1) Jevousprésentemonpère.

1. Luisteren. Maak onderscheid tussen de woorden.
2. Luisteren. Maak onderscheid tussen de woorden.
3. Verschil of hetzelfde?

Slide 14 - Open question

(2) Magrandmèreasoixanteans.

1. Luisteren. Maak onderscheid tussen de woorden.
2. Luisteren. Maak onderscheid tussen de woorden.
3. Verschil of hetzelfde?

Slide 15 - Open question

3. Masoeuradorelefoot.

1. Luisteren. Maak onderscheid tussen de woorden.
2. Luisteren. Maak onderscheid tussen de woorden.
3. Verschil of hetzelfde?

Slide 16 - Open question

(1) Typ de zin die je hebt gehoord.

Slide 17 - Open question

(2) Typ de zin die je hebt gehoord.

Slide 18 - Open question

(3) Typ de zin die je hebt gehoord.

Slide 19 - Open question

Kies een van de luisteropdrachten om mee te oefenen:
Camille se présente (roze slides)

of

Guy se présente (blauwe slides)
--> is iets moeilijker dan Camille

Je mag ze natuurlijk ook allebei doen!

Slide 20 - Slide

Welke woorden rond het onderwerp "familie" worden er in dit fragment genoemd?

Slide 21 - Open question

Beluister het fragment opnieuw en sleep het juiste woord naar de zinnen.
Camille a trois
Camille a une
Le 
de Camille est ingénieur.

Slide 22 - Drag question

Welke woorden rond het onderwerp "familie" worden er in dit fragment genoemd?

Slide 23 - Open question

Beluister het fragment opnieuw en sleep het juiste woord naar de zinnen.
Guy est le
David et Guillaume ont une
Guy présente sa

Slide 24 - Drag question

Weektaak
  • Maak de opdrachten online of in je werkboek.
  • Als je het in je werkboek maakt, mail je foto's. 
  • Dit moet op vrijdag af zijn:

Maken: ex. 27, 29, 31cde, 32
Leren: voca G & grammaire H
Herhalen: Chapitre 6 vocabulaire ABEF - grammaire C - être, avoir, regelmatige ww op -er, les nombres

Slide 25 - Slide