3M3 11-2 Fictie en lezen

Fictie + leesvaardigheid

Leesvaardigheid:
H5 Meningen, argumenten en conclusie
1 / 25
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Fictie + leesvaardigheid

Leesvaardigheid:
H5 Meningen, argumenten en conclusie

Slide 1 - Slide

Programma

Fictie: de personages en jij

Huiswerkcheck en bespreken tekst 'telefoonverbod'

Zelfstandig werken in viertallen: opdracht 2 bij tekst 2



timer
10:00

Slide 2 - Slide

Programma

Fictie: de personages en jij

Huiswerkcheck en bespreken tekst 'telefoonverbod'

Zelfstandig werken in viertallen: opdracht 2 bij tekst 2



Slide 3 - Slide

DOEL

Je kunt kenmerken van personages in je boek beschrijven en vergelijken met wie jij bent

M.b.v. signaalwoorden meningen, argumenten en conclusies in een tekst herkennen




-

- je herkent bijbehorende signaalwoorden 

- je kunt een mening (standpunt) in een tekst benoemen

- je kunt een argument (reden) in een tekst benoemen

- je kunt een conclusie in een tekst benoemen


Slide 4 - Slide

Individuele opdracht
Welke personages komen er voor in jouw boek (noem er drie) en wat zijn hun kenmerken?
Welke overeenkomsten en verschillen zijn er tussen jou en één van deze personages?
Inleveren aan het einde van de les
timer
10:00

Slide 5 - Slide

Huiswerk
Opdracht 3 - H5 Lezen
Test Lezen H5 
Tekst over 'telefoonverbod': 1) Noteer van elke alinea wat de functie is en wat de kern is van die alinea.; 2) de mening, bijbehorende argumenten en de conclusie van de schrijver

Slide 6 - Slide


Telefoons moeten verboden worden in de les

Slide 7 - Slide

TEGEN

  • Recht om te beschikken over eigendom
  • Noodzaak van bereikbaarheid
  • Lessen kunnen interessant en creatief genoeg zij om verbod overbodig te maken
VOOR

  • Minder afleiding en verleiding, meer focus op les

Slide 8 - Slide

Huiswerkcheck + nakijken
Huiswerk vorige week was: opdracht 3 bij tekst 3, de test op blz ... + tekst over telefoonverbod
Wat doet schrijver per alinea en wat is belangrijkste uit de alinea?
Mening, argumenten en conclusie?

Slide 9 - Slide

Zelf lezen + opdracht
Lees tekst 2 van H5 Lezen en maak opdracht 2 
HW donderdag: opdracht 2 af

timer
10:00

Slide 10 - Slide

Wat zijn signaalwoorden?
A
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
B
Ze geven aan wat voor soort tekst het is.
C
Ze geven aan met welk verband je te maken hebt.
D
Ze geven voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.

Slide 11 - Quiz

Wat is een feit?
A
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Controleerbaar.
B
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Niet controleerbaar.

Slide 12 - Quiz

Wat is een mening (standpunt)?
A
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar. Je bent het ermee eens.
B
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar. Je bent het ermee oneens.
C
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar. Je kunt er eens of oneens mee zijn.
D
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar. Je kunt er niets van zeggen.

Slide 13 - Quiz

Wat is een argument (reden)?
A
Een uitleg waarmee je een feit verdedigt.
B
Een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
C
Een uitleg waarmee je een reden verdedigt.
D
Iets wat je moet controleren.

Slide 14 - Quiz

FEIT

- Uitspraak over iets wat waar of niet waar is

- Een feit kan je controleren



Voorbeeld van een feit:

De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt €50,00 kleedgeld per maand.

Je kunt controleren of dit waar is door in de krant te kijken of het op internet op te zoeken.

Slide 15 - Slide

MENING (STANDPUNT)

- Wat iemand ergens van vindt

Het is niet controleerbaar

-Je kunt het eens of oneens zijn

- signaalwoorden: ik vind, volgens mij, naar mijn mening...


Voorbeeld van een mening (standpunt):

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.

Slide 16 - Slide

ARGUMENT (REDEN)

- Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.

- Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers, daarom...



Voorbeeld van een argument (reden):

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 17 - Slide

CONCLUSIE

- Als alle argumenten (redenen) zijn gegeven, kan er een conclusie volgen.

- Korte herhaling van meningen en argumenten.

-Signaalwoorden: dus, concluderend, dat betekent...



Voorbeeld van een conclusie:

Het is dus goed dat jongeren kleedgeld krijgen, want dan leren zij met geld omgaan.

Slide 18 - Slide

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 19 - Slide

In welke alinea('s) kun je de mening van de schrijver lezen?
A
alinea 1
B
alinea 2
C
zowel in alinea 1 en 2

Slide 20 - Quiz

In alinea 2 staat 'Ik vind dat'.
Dit is een signaalwoord voor het geven van een mening.
Welke ander signaalwoord voor mening staat ook in alinea 2?

Slide 21 - Open question

De schrijver zegt: 'Ik vind dat de hond direct in beslag moet worden genomen'.

Welk argument (reden) geeft hij hiervoor?

Slide 22 - Open question

De schrijver zegt: 'Een pittig gesprek is volgens mij een slecht plan'.

Welk argument (reden) geeft hij hiervoor?

Slide 23 - Open question

Afronden les + huiswerk
HW: Maak opdracht 2 bij tekst 2 op blz. 160-161



Strafwerk gemaakt: inleveren op mijn bureau met je naam erop. Niet inleveren = verdubbeling strafwerk, maken na 14.35u.

Slide 24 - Slide

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 25 - Open question