H.S. U.2. mon, ma, mes ...

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

BONJOUR et BIENVENUE!

Bonjour

et 

bienvenue!!

Vous avez

Tu as

J'ai

Nous avons

Ik heb

Jullie hebben

Wij hebben

Jij hebt

welke vormen van
être ken je?

Aan het einde van deze les...

• ... weet je wat een bezittelijk voornaamwoord is.
  
  
  
• ... ken je de bezittelijk voornaamwoorden in het Frans.
  
  
  
• ... kun je het bezittelijk voornaamwoord gebruiken in het Frans.

bezittelijk voornaamwoord

mon père

ma mère

mes frères

Bezittelijk voornaamwoord
in het Nederlands:

Bezittelijk voornaamwoord
in het Frans

zijn

haar

mijn

jouw

onze

mnl
ev

vrl
ev

mnl
mv

vrl
mv

Luc

Son père, Jef

Sa soeur, Monique

Ses enfants, Marie & Greet

Sa mère, Annie

Monique

Son père, Jef

     Son frère, Luc

Ses enfants, Marie & Greet

Sa mère, Annie

2. Kies de juiste vorm

Voilà (jouw) ______________ livres.

Ton

Ta

Tes

vertaal: haar moeder

Vertaal: haar broer

vertaal: zijn klas

vertaal: haar boek

LET OP

l'ami= de vriend

mon ami = mijn vriend

l'amie = de vriendin

mon amie = mijn vriendin

Omdat amie met een a begint = mijn ...mon

haar vriendin

1. son amie
2. sa amie

Sleepvraag = 15 sec per (gele) zin

welk woord past hier?
mijn school = ........... école

... ordinateur

1. mon
2. ma
3. mes

Mon, ma, mes?
___ parents

1. mon
2. ma
3. mes

... parents (mijn ouders)

1. mon
2. ses
3. mes

(haar) amie

1. son
2. sa
3. ses

Leer dit schema uit je hoofd! Kan op melodietje van 'vader Jacob':

mon, ma, mèè - ton, ta, tèè - son, sa, ses [sè] (2x)

notre, notre, noo - votre, votre voo - leur, leur, leurs

zijn, haar

ons

jullie, uw

hun

jouw

mijn

notre,notre,nos

leur, leur,leurs

mon,ma,mes

votre,votre,vos

ton,ta,tes

son,sa,ses

(onze) collège

1. notre
2. nos

(hun) parents

1. leur
2. leurs
3. nos
4. notre

Het bezittelijk voornaamwoord

(Haar) ............. maison (v) est située à Delft.

(Mijn) ................... soeur s'appelle Sara.

Elle a oublié (haar) ............... cahier.

(Mijn) ..................... nouvels stylos sont là.

Hier, j'ai vu (mijn) ..................... amie (v).

Sa

Ma

son

Mes

mon

1. J'ai un frère. C'est (mijn) ____________ frère.

2. Elle aime le chien. C'est (haar) ______________ chien. 

3. Tu as trois stylos (m). Ce sont (jouw) ____________ stylos. 

4. Marie achète une robe. C'est (haar) _______________ robe.

5. J'ai des livres. Ce sont (mijn) ____________ livres.  

6. C'est ta glace ? Oui, c'est (mijn) _______________ glace.

7. C'est ton cahier ? Oui, c'est (mijn) ______________ cahier. 

Sleep het juiste bez. vnw. naar het juiste rode vak.

mon

son

tes

sa

mes

ma

mon

Enkelvoud

• het boek = le livre
• ons boek = 
• notre livre

• de klas = la classe
• jullie klas = 
• votre classe

Meervoud

• de boeken = les livres
• onze boeken = 
• nos livres

• de klassen = les classes
• uw/jullie klassen = 
• vos classes

Heb je het begrepen?

Tekst

oui

non

un peu

Devoirs: 

Ex.  16A t/m 16D

extra uitleg nodig?

Bekijk de filmpjes et het extra uitleg in Teams (Unité 2, grammaire) , er staan ook twee linkjes opgegeven bij het huiswerk in SOM