1HA - 11/4 - Herhaling être + F - c.3 ed.6

Aujourd'hui
  • Herhaling werkwoord être 
  • Zelfstandig werken
Lundi 11 avril
Buts: ik kan het werkwoord zijn vervoegen in het Frans
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Aujourd'hui
  • Herhaling werkwoord être 
  • Zelfstandig werken
Lundi 11 avril
Buts: ik kan het werkwoord zijn vervoegen in het Frans

Slide 1 - Slide

Herhaling werkwoord être
Wat weten jullie nog?!

Slide 2 - Slide

Wat betekent het werkwoord 'être' in het Nederlands?
A
hebben
B
doen
C
gaan
D
zijn

Slide 3 - Quiz

Is ÊTRE een regelmatig werkwoord of een onregelmatig werkwoord?
A
Regelmatig werkwoord
B
Onregelmatig werkwoord

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

le verbe être
je
suis
tu
es
il / elle/ on
est
nous
sommes
vous 
êtes

ils / elles 
sont
ik
ben
jij
bent
hij / zij / men
is
wij
zijn
jullie / u
zijn / bent
zij [mmv / vmv]
zijn

Slide 6 - Slide

Wat is de juiste vorm van être bij:
Je...
A
es
B
est
C
suis
D
sont

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste vorm van être bij:
Paula...
A
es
B
est
C
suis
D
sont

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste vorm van être bij:
Vous...
A
êtes
B
est
C
sommes
D
sont

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste vorm van être bij:
Marie et Marco...
A
êtes
B
est
C
sommes
D
sont

Slide 10 - Quiz

Corriger
Page: 112
Faire exercices: 17abcd (vwo + 17e)

Slide 11 - Slide

Exercice 17a
1 B - tu es - jij bent
2 F - je suis - ik ben
3 A - nous sommes - wij zijn/we zijn
4 E - vous êtes - jullie zijn/u bent
5 D - elle est - zij is
6 C - ils sont - zij zijn

Exercice 17b
1 suis       4 est
2 est        5 est
3 êtes      6 est

Exercice 17c
1 Je suis         4 nous sommes / on est
2 Clément est     5 ils sont
3 Vous êtes          6 tu es



Slide 12 - Slide

Exercice 17d
2 Non, je suis en cinquième.
3 Non, elle est prof de dessin.
4 Non, elle est sympa.
5 Non, ils sont à la cantine.
6 Non, nous sommes libres dimanche.


Exercice 17e (vwo)
2 Il est dans la classe.
3 Ils sont à la cantine.
4 Elles sont aux toilettes.
5 Ils sont dans le bus.
6 Je suis à l’école / à la maison / dans ma chambre etc.




Slide 13 - Slide

Au travail dans ta livre!
Fais les exercices:
18 (page 114), 23a, 24ad + 25 + 26 (page 120)
Tip gebruik bij opdracht 23-26 voca F op page 131

Klaar? Ga naar www.verbuga.eu en oefen het werkwoord être. Let op: Tijd = présent
timer
10:00

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Au  revoir

Slide 16 - Slide