maandag 13 januari

maandag 13 januari
  • 25 min. lezen in leesboek
  • uitleg fictiedossier
  • huiswerk nakijken
  • afmaken spelling H3
  • herhaling werkwoordspelling
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

maandag 13 januari
  • 25 min. lezen in leesboek
  • uitleg fictiedossier
  • huiswerk nakijken
  • afmaken spelling H3
  • herhaling werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Pak je leesboek
Je leest vandaag 25 minuten in je boek.
timer
25:00

Slide 2 - Slide

Fictiedossier
Bij elk boek moet je een andere opdracht maken. Je mag zelf kiezen welke  opdrachten je kiest (zie verwerkingsopdrachten A t/m J). De 1e opdracht was voor iedereen gelijk: de boekpitch.

De gemaakte opdracht stop je elke keer in je leesdossiermapje en lever je op de afgesproken deadlines in bij je docent. Je krijgt een cijfer voor de pitch (weging 1) en een cijfer voor het complete dossier (weging 2)

In je leesdossier zitten aan het eind van dit schooljaar dus VIER VERSCHILLENDE verwerkingsopdrachten.
Het leesdossier bewaar je zelf en gebruik je volgend schooljaar weer. Raak je het kwijt, dan moet je alle opdrachten opnieuw maken.
Bewaar de inhoudsopgave vanaf nu vooraan in je mapje. Vul hierop al je gelezen boeken in.




Slide 3 - Slide

Inlevermomenten verwerkingsopdrachten:

  • vrijdag 31 januari: verwerkingsopdracht 2 inleveren
  • vrijdag 7 maart: verwerkingsopdracht 3 inleveren
  • vrijdag 9 mei: verwerkingsopdracht 4 inleveren

Slide 4 - Slide

Huiswerk
Pak je huiswerk op tafel:
opdracht 5, 6 en 7 (blz. 189)

Slide 5 - Slide

Opdracht 5
a Timmerman Jack tikte een deurkruk op de kop.
b Daarna maakte hij de drempel en rustte hij even uit.
c Vervolgens pakte hij samen met zijn collega Rick een nieuwe klus aan.
d De mannen schroefden planken en verfden ze op het terras.
e Jack en Rick wilden de volgende dag verder, maar toen regende het.

Slide 6 - Slide

Opdracht 6
a Dewi bezocht samen met haar ouders Parijs.
b Daar zagen/zag ze veel bezienswaardigheden, zoals het Louvre en de Eiffeltoren.
c Haar vader vond het te spannend om de Eiffeltoren te beklimmen, want hij had hoogtevrees.
d Dewi en haar moeder durfden wel.
e Ze probeerden samen de trap, maar al gauw raakte moeder buiten adem.
f Daarom pakten de dames toch maar de lift.
g Wat was het uitzicht geweldig vanaf de top!


Slide 7 - Slide

Huiswerk: opdracht 1, 11 en 13

Slide 8 - Mind map

Slide 9 - Slide

Zelfstandige naamwoorden op -ie
Als de klemtoon op de laatste lettergreep met -ie ligt, schrijf je -ën achter het enkelvoud. 
melodie - melodieën 
knie - knieën

Zo niet, dan laat je de extra -e weg!
bacterie - bacteriën

Slide 10 - Slide

Zelfstandige naamwoorden op -ee
Deze woorden krijgen in het meervoud -ën:

zee - zeeën
idee - ideeën

Slide 11 - Slide

Zelfstandige naamwoorden op -um of -us
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -um, krijgen in het meervoud -a:
museum - musea
datum - data
Maar: museums en datums mag ook!

Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -us, krijgen in het meervoud -i:
politicus - politici
technicus - technici

Slide 12 - Slide

Aan de slag
Ga naar blz. 62 en 63 en maak:
  • opdracht 16 a, b en c
  • opdracht 17
timer
8:00

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Herhaling:
-Ik weet wanneer ik een punt, vraagteken, uitroepteken en komma moet gebruiken in een zin;
- Ik weet wanneer ik leestekens moet gebruiken. 

Slide 15 - Slide

Leestekens zijn belangrijk!

Slide 16 - Slide

Leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 17 - Slide

Leestekens
Een zin eindigt met een leesteken.

  • Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
  • Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
  • Uitroepteken (uitroep): Doe je best!

Slide 18 - Slide

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin. Zonder de komma kan een zin verkeerd geïnterpreteerd worden.

Slide 19 - Slide

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt
'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.

Slide 20 - Slide

Leestekens

Slide 21 - Slide

'aanhalingstekens'
Je gebruikt aanhalingstekens als...
bijvoorbeeld
Je een gesprek opschrijft zoals het letterlijk gezegd wordt.
- Peter zei: 'Dat vind ik leuk!'
- 'Dat vind ik leuk', zei Peter.
- 'Dat vind',  zei Peter, 'ik leuk!'
- 'Dat vind ik leuk,' zei Peter, 'dat vliegeren.'
Als je een stukje uit een tekst letterlijk overneemt.
De uitspraak 'Meedoen is belangrijker dan winnen' hoort bij de Olympische Spelen.
Als je een woord speciale aandacht wilt geven.
Nou, wat was die grap 'geslaagd' zeg. 
Hoe spel je 'coach' eigenlijk?

Slide 22 - Slide

Hoe laat begint de les vandaag!
A
leestekens zijn goed geschreven
B
leestekens zijn fout geschreven.

Slide 23 - Quiz

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
leestekens zijn goed geschreven
B
leestekens zijn fout geschreven.

Slide 24 - Quiz

Loop naar de maan. Zei mijn moeder.
A
De leestekens kloppen.
B
De leestekens kloppen niet.

Slide 25 - Quiz

Wil je kaas, jam of hagelslag op je boterham?
A
De leestekens kloppen.
B
De leestekens kloppen niet.

Slide 26 - Quiz

In maart ben ik jarig dus dan vier ik een klein feestje.
A
De leestekens zijn goed gebruikt.
B
De leestekens zijn fout gebruikt.

Slide 27 - Quiz

werkblad
Maak beide kanten van het werkblad. 

Gebruik bij oefening 1 en 2 van SPELLINGREGEL STAM + T alleen de tegenwoordige tijd!

Gebruik bij oefening 1 van  ZWAKKE WERKWOORDEN alleen de verleden tijd!

timer
12:00

Slide 28 - Slide