Dinsdag 25 maart 2025

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Dinsdag 25 maart 2025

Slide 2 - Slide

Programma
- Lezen
10 min
- Terugblik vorige les
10 min
- Huiswerk bespreken 
10 min
- "Woordenschat"
15 min
-Oefenen
30 min
-Afsluiting
5 min

Slide 3 - Slide

Lezen
Je pakt je leesboek voor je, we beginnen met stillezen!





timer
10:00

Slide 4 - Slide

Terugblik vorige les
Meerstemmigheid


Gedichten
Gevoelens
Betekenissen

Slide 5 - Slide

Wat is een gedicht?
A
Een lied dat wordt gezongen
B
Een toneelstuk met rijmende dialogen
C
Een lang verhaal
D
Een verhaal met mooie (soms) rijmende zinnen

Slide 6 - Quiz

Een gedicht is een
A
tekstsoort
B
tekstdoel

Slide 7 - Quiz

Een gedicht moet altijd rijmen, anders is het geen gedicht.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Wat is rouw?
A
Iets wat je niet meer kan eten
B
blijdschap dat iemand weg is
C
een drang naar sociale interactie
D
verdriet door het verlies van iets of iemand

Slide 10 - Quiz

onder woorden brengen
A
de boodschap
B
weergeven
C
de uitspraak
D
je hart luchten

Slide 11 - Quiz

Wat zijn tegenstellingen?
A
Woorden die het tegenovergestelde betekenen
B
Woorden die hetzelfde betekenen

Slide 12 - Quiz

Voorspoed en tegenspoed zijn tegenstellingen.
Wat is de tegenstelling van zacht?
A
hart
B
hard
C
macht
D
soft

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Link

Slide 15 - Link

KORT SAMENGEVAT
Verwijswoorden verwijzen naar andere woorden in een tekst.
Er zijn verschillende soorten:

Voornaamwoorden: hij, zij, dit, die, mijn, zijn
Bijwoorden: daar, daarvan, hoe, toen, waar, wanneer
Synoniemen: verschillende woorden met dezelfde betekenis

Het is belangrijk om duidelijk te maken waarnaar een verwijswoord verwijst, anders kan het voor de lezer onduidelijk zijn!

Slide 16 - Slide

Huiswerk
Hoofdstuk 3 
paragraaf 5 Dichten over gevoelens
Opdracht 3 t/m 7
Bladzijde 62 t/m 65

Slide 17 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Ik ken de betekenis van de woorden uit dit hoofdstuk
  • Ik kan een gegeven betekenis aan een woord geven
  • Ik kan zelf de betekenis van een woord of woordgroep afleiden e een woord in  een zin invullen
  • Ik kan zelf nieuwe zinnen maken met de woorden uit dit hoofdstuk

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig in rust
Wat?
Hoe?
Antwoorden in schriftje schrijven
Hulp?
Docent
Tijd?
Tot 10 minuten voor eindtijd.
Uitkomst?
Je beheerst de gestelde leerdoelen.
Klaar?
Woordenschat > hoofdstuk 3 doornemen
Fictiedossier > zie Classroom
Leren Hoofdstuk 3 > paragraaf 2 Verwijswoorden
Huiswerk:
Hoofdstuk 3 paragraaf 6 > opdracht 1 t/m 5

Hoofdstuk 4 paragraaf 6 > opdracht 1 t/m 5 > bladzijde 66

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link