Havo 2 De Brug Lezen

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom!
Studiewijzer
Leesboek
De Brug - Lezen
herhalen theorie
maken opdrachten
Nieuw Nederlands, digitaal, versie t/h, 6e editie

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Materiaal: opgeladen IPad, methodeboek Nieuw Nederlands, leesboek, schrift en pen

Houd rekening met elkaar en ben vriendelijk (docent, klasgenoten)

Individueel aan de slag, maar ook samenwerken of in groepsverband

Mobiele telefoon (uit en in je tas)


Slide 4 - Slide

Ik leer het beste als:
A
de docent veel uitlegt
B
ik veel zelf mag doen
C
ik samen mag werken
D
iets anders

Slide 5 - Quiz

Als ik mij even niet kan concentreren dan helpt dit mij goed:

Slide 6 - Open question

Weet je het nog?

Slide 7 - Slide

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?

Slide 8 - Open question

Antwoord
Lees de tekst oriënterend om het onderwerp te zoeken. Dat wil zeggen: je leest de eerste alinea. Alinea's zijn de genummerde stukjes waarin een tekst verdeeld is.

Bekijk de tekst:
1) Kijk naar de titel
2) Kijk naar de illustraties (plaatjes/schema's, foto's)
3) Kijk naar de tussenkopjes (titels van de tekstgedeeltes)
4) Let op andersgedrukte woorden (dik, vet, cursief)

Lees de eerste alinea (soms vetgedrukt)
Geef antwoord op de vraag: waarover gaat de tekst?
 

Slide 9 - Slide

Wat is een deelonderwerp?

Slide 10 - Open question

Antwoord
In het middenstuk staat de meeste gedeelte van het onderwerp. De verschillende kanten van het onderwerp kunnen hier belicht worden. Dit noemen we deelonderwerpen.

Bij bijvoorbeeld een tekst over de internationale keuken past hier de deelonderwerpen: Italiaanse keuken, Griekse keuken, Spaanse keuken, Franse keuken etc.

Soms is 1 alinea één deelonderwerp, soms bestaan 2 alinea's uit één deelonderwerp.
Een tussenkopje (titel boven een alinea) kan een deelonderwerp aanduiden.

Slide 11 - Slide

Wat is juist?
In de inleiding..
A
wordt de hoofdgedachte weergegeven.
B
wordt het onderwerp geïntroduceerd. Vaak met een voorbeeld, anekdote of bijzondere situatie. De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt.

Slide 12 - Quiz

Wat is juist?
In het slot vind je de..
A
conclusie of een korte samenvatting, in nieuwberichten ontbreekt vaak het slot
B
conclusie, een tekst bevat altijd een slot

Slide 13 - Quiz

Wat is juist?
De hoofdgedachte van een tekst:
A
is één of meerdere zinnen die het belangrijkste samenvat wat over het onderwerp gezegd wordt
B
is één volledige zin die het belangrijkste samenvat wat over het onderwerp gezegd wordt

Slide 14 - Quiz

Bij welke verband horen deze signaalwoorden: nadat, terwijl, intussen, nu, eerst
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 15 - Quiz

Bij welke verband horen deze signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, denk aan, neem nou
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 16 - Quiz

Wat is juist?
A
Bij een advertentie wil de schrijver je informeren.
B
Bij een gebruiksaanwijzing wil de schrijver je informeren.
C
Bij een strip wil de schrijver je activeren.
D
Allemaal juist.

Slide 17 - Quiz

Welk doel of doelen heeft de schrijver met een illustratie bij zijn of haar tekst?

Slide 18 - Open question

Antwoord
  1. Tekst verfraaien
  2. Aandacht trekken 
  3. Informatie uit de tekst verduidelijken
  4. Informatie uit de tekst aanvullen

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Je gaat zelf aan de slag:

Digitaal, Nieuw Nederlands, 6e editie, t/h versie, leerjaar 2, De Brug, lezen


Ben je klaar?
Zorg dat je  het gemaakte werk goed opslaat zodat de docent kan zien dat je het gemaakt hebt.

Al weer klaar? Top!
Ga voor jezelf aan de slag. Volgende keer heb je een leesboek bij je.




Slide 21 - Slide

Hoe ging het zelfstandig werken?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?

Slide 22 - Slide

Wat gaan we het volgende uur doen?
Verder met grammatica....



Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide