11.2 Bevruchting

11.2 Bevruchting
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

11.2 Bevruchting

Slide 1 - Slide

Leerdoelen van 11.2
- Je kunt uitleggen hoe een zaadcel bij een eicel komt. 
- Je kunt uitleggen wat er na de bevruchting met de eicel gebeurt.
- Je kunt uitleggen op welke manieren je een zwangerschap kunt voorkomen. 

Slide 2 - Slide

Hoe komen zaadcellen bij de eicel?
De zaadcellen komen via de vagina in de baarmoeder.
Vandaar gaan ze een van de eileiders in. Deze zijn ong.
15 cm lang. Als de zaadcel in de eileider een rijpe
eicel tegenkomt kan die deze bevruchten

Slide 3 - Slide

Leerdoel:  Je kent de definitie van een bevruchting.
Bevruchting= De kern van een zaadcel en de kern van een eicel smelten samen. Er ontstaat één nieuwe kern.
  • 1 zaadcel is winnaar
  • deze zaadcel dringt de eicel binnen
  • kern zaadcel en eicel worden één kern

Slide 4 - Slide

van de eierstokken , via de eierleider, naar de baarmoeder

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Leerdoelen van 11.2
- Je kunt uitleggen hoe een zaadcel bij een eicel komt. 
- Je kunt uitleggen wat er na de bevruchting met de eicel gebeurt.
- Je kunt uitleggen op welke manieren je een zwangerschap kunt voorkomen. 

Slide 7 - Slide

Voorbehoedsmiddelen
De anticonceptiepil (de pil) bevat hormonen die de eisprong voorkomen.
Hierdoor rijpt er dus geen eicel en kan die ook niet bevrucht worden.
Daarnaast wordt het slijm in de baarmoedermond dikker, waardoor
zaadcellen moeilijker naar binnen komen.


De meeste pilsoorten slik je 21 dagen, waarna je een stopweek hebt. In
die stopweek wordt je dan ongesteld.


De pil beschermt niet tegen SOA's!


Slide 8 - Slide

Hoe voorkom je zwangerschap?
Als je juist niet zwanger wilt worden, moet je voorbehoedsmiddelen gebruiken.
Een voorbehoedsmiddel is goed als het aan de volgende voorwaarden voldoet
  1. Het voorkomt een zwangerschap
  2. Het is gemakkelijk in gebruik
  3. Het is niet schadelijk voor de gezondheid

Slide 9 - Slide

Voorbehoedsmiddelen
Een condoom is een soort hoesje wat je om de penis schuift.
Het vangt de zaadcellen op, zodat ze niet in de vagina van de vrouw komen.
Het condoom is het enige voorbehoedsmiddel wat ook beschermt tegen SOA's!

Slide 10 - Slide

Voorbehoedsmiddelen 
In de anticonceptiepleister en het hormoonstaafje zitten hormonen
die hetzelfde werken als de hormonen in de pil.
De pleister plak je op je huid, het hormoonstaafje wordt
onder de huid geplaatst.

Slide 11 - Slide

Voorbehoedsmiddelen
Een niet-tijdelijk voorbehoedsmiddel is sterilisatie. Bij sterilisatie worden de zaadleiders bij een man en de eileiders bij een vrouw afgebonden en doorgesneden.

Slide 12 - Slide

Voorbehoedsmiddelen
Het spiraaltje wordt in de baarmoeder geplaatst. Om het steeltje van het spiraaltje zit koperdraad of er zitten hormonen in.
Het spiraaltje maakte vrouw minder vruchtbaar en het voorkomt dat een bevruchte eicel zich kan innestelen.

Slide 13 - Slide

Onbetrouwbare methoden
Coïtus interruptus/terugtrekken - trekt de man zijn penis terug uit de vagina voordat hij klaarkomt. 

Periodieke onthouding - heeft het stel geen geslachtsgemeenschap tijdens de vruchtbare periode. 

Slide 14 - Slide

Wat kun je doen bij een noodgeval?
Er is iets misgegaan:
- condoom gescheurd of het is misgegaan bij het verwijderen of i.d.
- een pil vergeten en toch seks gehad
Morning-afterpil: als deze pil binnen 72 uur ingenomen wordt, voorkomt het hormoon in de pil het innestelen van de bevruchte eicel.
Abortus: via een abortus kan een bestaande
zwangerschap beëindigd worden. De bevruchte eicel wordt dan weggezogen. Een abortus kan alleen als de vrouw niet langer dan 24 weken zwanger is.

Slide 15 - Slide

Een vrouw heeft zich laten steriliseren. Vinden bij deze vrouw nog menstruatie en ovulatie plaats?
A
Wel menstruatie en geen ovulatie
B
Alleen ovulatie en geen menstruatie
C
Zowel menstruatie als ovulatie
D
Zowel geen menstruatie als geen ovulatie

Slide 16 - Quiz

Drie voorbehoedsmiddelen zijn de pil, het condoom en het spiraaltje. Bij welke van deze voorbehoedsmiddelen berust de werking op het voorkomen van ovulatie?
A
Bij de pil
B
Bij de pil en condoom
C
Bij de pil en het spiraaltje
D
Bij alle drie.

Slide 17 - Quiz

11.2 Les 2
Maken opdr 13 t/m 18  + Nakijken 

Slide 18 - Slide