Les klas 2hv chapitre 5

Bonjour & bienvenue 2hv
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bonjour & bienvenue 2hv

Slide 1 - Slide

Programme
Uitleg passé composé
Au travail!






Slide 2 - Slide

Objectif:
Na deze les weet je hoe je in het Frans kunt vertellen wat je gedaan hebt. Je leert dus de verleden tijd.

Slide 3 - Slide

Verleden tijd in het Nederlands
(voorbeelden?)

Slide 4 - Mind map

Verleden tijd in het NL's

Tegenwoordige tijd:
Ik werk

Verleden tijd:
Ik werkte
Ik heb gewerkt 

Slide 5 - Slide

Verleden tijd in het Frans

Wij gaan alleen kijken naar de verleden tijd met een voltooid deelwoord. Dit noem je de passé composé.

Slide 6 - Slide

*** Le passé composé ***
Vertaal
J'ai dansé.
On a écouté de la musique.
Tu as fait les devoirs?
Ils ont marché 10 kilomètres.

Vraag: welk werkwoord is steeds onderstreept?

Slide 7 - Slide

*** Le passé composé ***
Conclusie: het is belangrijk AVOIR (hebben) te kennen.

Vertaal deze nieuwe voorbeelden
Le loup est tombé dans la soupe.
Je suis arrivé à Groningue.
Tu es allé au cinéma.

Vraag: welk werkwoord is steeds onderstreept?

Slide 8 - Slide

*** Le passé composé ***


Conclusie: het is belangrijk ÊTRE (zijn) en AVOIR (hebben) te kennen.


Slide 9 - Slide

timer
1:30
avoir
être
ont
es
avons
ai
sommes
avez
suis
a
as
sont
êtes
est

Slide 10 - Drag question

avoir = hebben
j'ai
tu as 
il, elle, on a
nous avons
vous avez
ils, elles ont 
être = zijn
je suis
tu es
il, elle, on est
nous sommes
vous êtes
ils, elles sont 

Slide 11 - Slide

*** Le passé composé ***
                      STAP 2: VOLTOOID DEELWOORD toevoegen
                                      (Ik heb GESLAPEN/ GEFIETST/ONTBETEN)

MANGER (eten) --> MANGÉ (gegeten)
DORMIR (slapen) --> DORMI (geslapen)
RÉPONDRE (antwooorden) --> RÉPONDU (geantwoord)

 




Slide 12 - Slide

*** Le passé composé ***
STAP 1: AVOIR OF ÊTRE vervoegen
STAP 2: VOLTOOID DEELWOORD toevoegen
 
(marcher)          Il ..............     .........................
(finir)                
(attendre)

 




Slide 13 - Slide

*** Le passé composé ***
                     NOG ÉÉN DING: WANNEER GEBRUIK JE EIGENLIJK ÊTRE???

Dit mag je voorlopig onthouden: als je het werkwoord zijn gebruikt in het Nederlands, dan gebruik je het werkwoord être in het Frans.

Ik ben gevallen --> Je SUIS tombé
Jij bent gegaan --> Tu ES allé
Hij is aangekomen --> Il EST arrivé



 




Slide 14 - Slide

Wat heb je altijd nodig voor het maken van een passé composé?

Slide 15 - Open question

Uit hoeveel delen bestaat Passé Composé?
A
1
B
2

Slide 16 - Quiz

On a habité
A
présent
B
passé composé

Slide 17 - Quiz

Ma mère demande
A
présent
B
passé composé

Slide 18 - Quiz

nous habitons
A
présent
B
passé composé

Slide 19 - Quiz

elle a regardé
A
présent
B
passé composé

Slide 20 - Quiz

Ils (envoyer, passé composé)
A
ont envoyé
B
sont envoyé
C
envoyais
D
envoyait

Slide 21 - Quiz

Jullie hebben Parijs bezocht.
A
Vous avez visité Paris.
B
Vous allez visiter Paris.
C
Vous visitez Paris.
D
Vous avez visiter Paris.

Slide 22 - Quiz

tu - parler

passé composé
A
tu as parlé
B
tu est parlé
C
tu parles
D
tu parle

Slide 23 - Quiz

Passé composé - ontkenning
Je n’ai pas regardé un film. Ik heb geen film gekeken.
Elle n’est pas allée au collège. Zij is niet naar school gegaan.

  • In een ontkennende zin staat ne voor de persoonsvorm en pas er direct achter. 

Slide 24 - Slide

Les devoirs
* Faire C , D & E (chapitre 5)

Slide 25 - Slide