Voorzetsels met de 4 de naamval

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Duitse voorzetsels met 4e naamval

Wat weet je nog over de Duitse naamvallen?

Welke Duitse naamvallen heb je tot nu toe geleerd?

1. 1 en 2
2. 2 en 3, 4
3. 1,2,3 en 4
4. 2 en 4

Als je de vraag stelt: wie/wat + persoonsvorm + ww gezegde?
Op welke naamval kom je dan uit?

1. 1 naamval
2. 4 naamval
3. 2 naamval
4. 3 naamval

Als je de vraag stelt: wie/wat + ww gezegde + onderwerp?
Op welke naamval kom je dan uit?

1. 1 naamval
2. 4 naamval
3. 2 naamval
4. 3 naamval

Het onderwerp van de zin is altijd de .................

1. eerste naamval
2. vierde naamval
3. tweede naamval

Wat verandert zich bij de eerste naamval?

1. der wordt den
2. die wordt der
3. der wordt dem
4. niks

Wat verandert sich bij de vierde naamval?

1. die wordt das
2. der wordt den
3. der wordt dem
4. niks

Heb je bijna alles goed beantwoord?

GOED

GEDAAN !!!

Wat denk je?
Waar zijn de voorzetsels:

1. der die das
2. mein dein sein
3. ich du er sie es
4. für ohne mit nach in

Dus ....

Voorzetsels zijn woorden zoals an bei in nach mit für....etc (kastwoorden)

In het Duits worden voorzetsels steeds met een bepaalde naamval verbonden. De meeste voorzetsels hebben een vaste naamval achter zich. 

Dat betekent. Als je in de zin een bepaald voorzetsel ziet, weet  je meteen over welke naamval gaat.

Vandaag ga je aan de slag met de voorzetsels die met de 4 de  naamval verbonden zijn.  Gelukkig zijn er maar vijf.

Ich gehe durch den Park

Ohne Moos nix los

Auto fährt gegen einen Baum.

Die Rose ist für meine Mutter.

Die Kette hängt um ihren Hals.

5 Voorzetsels !!!

Durch gegen für ohne um

Als je deze voorzetsels in de zin heb, heb je altijd met de 4 de naamval te maken.  

Die Blume ist für ............ Opa.

1. der
2. den
3. die
4. das

Er geht durch .......... Zimmer (o)

1. einen
2. ein
3. eines
4. eine

Ohne ........... Vater werde ich es nicht tun.

1. mein
2. meiner
3. meinen
4. meine

Die Familie sitzt um ...... Tisch (m)

1. der
2. die
3. das
4. den

Er geht durch ......... Wald (m)

1. den
2. der
3. die
4. das

Das ist gegen .......... Willen (m)

1. meine
2. mein
3. meiner
4. meinen

Alles Duidelijk?

Misschien kan ik je helpen om de 5 voorzetsels te onthouden. Kijk naar het onderstaand verhaal

Een verliefde jongen heeft een ketting voor een meisje gekocht. Ze kon hem niet om haar hals dragen want ze had allergie tegen zilver. Ze liep zonder ketting door de straat.

of ......

Liefdesgedicht

Hij zei tegen haar

Ik ben door de liefde niet  bevrijd

Ik kan niet zonder jou

Ik geef om jou

Ik doe alles voor  jou
 

Tot volgende week :)