1MH - Theme 5 - Oefentoets Grammatica

Oefentoets theme 5


Grammatica
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Oefentoets theme 5


Grammatica

Slide 1 - Slide

Grammar theme 5
Hierna volgen een aantal dia's met vragen/ opdrachten met de grammatica van theme 5. 

Het gaat om de volgende grammatica:
Grammar 13 // Ontkenningen
Grammar 14 // Bezit
Grammar 15 // Present Continuous 

Slide 2 - Slide

Grammar theme 5
De gele dia's gaan over Grammar 13 // Ontkenningen 

De rode dia's gaan over Grammar 14 // Bezit

en de groene dia's gaan over
Grammar 15 // Present Continuous 

Slide 3 - Slide

Grammar 13
Ontkenningen

Slide 4 - Slide

Wat is het verschil tussen have/has?

Slide 5 - Open question

Hoe maak je een vraag met have/has got?

Slide 6 - Open question

Maak ontkennend:
My sister has got her own room.

Slide 7 - Open question

I have got a lot of hobbies.

Slide 8 - Open question

Wanneer gebruik je HAS?
A
He/ she/ I
B
bij alle personen
C
He/ she/ it
D
bij de rest

Slide 9 - Quiz

Wanneer gebruik je doesn't?
A
bij alle personen
B
bij he/ she/ it
C
bij we/ she/ it
D
bij he / she

Slide 10 - Quiz

Welk woord komt er altijd voor wanneer je don't of doesn't gebruikt?
A
has
B
have
C
wasn't
D
was

Slide 11 - Quiz

Grammar 14
Bezit

Slide 12 - Slide

Wanneer gebruik je alleen de ' om bezit aan te geven?
A
Bij meervoud dat al op een <s> eindigt
B
Bij meervoud
C
Bij enkelvoud
D
Bij enkelvoud dat al op een <s> eindigt

Slide 13 - Quiz

Wat doe je om bezit aan te geven bij enkelvouden?
A
+ s
B
+ s'
C
+ '
D
+ 's

Slide 14 - Quiz

Plus 's kan eigenlijk altijd, behalve bij...
A
Dingen
B
Dingen en enkelvoud dat al op een <s> eindigt
C
Dingen en meervoud dat al op een <s> eindigt
D
Meervoud en enkelvoud dat al op een <s> eindigt

Slide 15 - Quiz

Wat moet er op de open plek?
This is _______ iPad. (Lisa)
A
Lisa's
B
Lisa'
C
Lisas
D
Lisa of

Slide 16 - Quiz

Wat moet er op de open plek?
This is the ____________ London (tower)
A
tower's
B
tower'
C
towers
D
tower of

Slide 17 - Quiz

Wat moet er op de open plek?
This is my _______ room. (parents)
A
parent's
B
parents'
C
parents
D
Parents of

Slide 18 - Quiz

Grammar 15
Present Continuous

Slide 19 - Slide

Hoe maak je een present continuous?

Slide 20 - Open question

Use the present continuous:
(walk) She ....... to school now.

Slide 21 - Open question

Use the present continuous:
(talk) They ...... about the movie.

Slide 22 - Open question

Use the present continuous:
My parents ... (read) the signs.

Slide 23 - Open question

Use the present continuous:
(get) She .......... sick.

Slide 24 - Open question

Use the present continuous:
(talk) We ___________ about you.

Slide 25 - Open question

Use the present continuous:
(order) She _________ a salad now.

Slide 26 - Open question

Use the present continuous:
(explain) They _________ it to me.

Slide 27 - Open question

Maak nu zelf een zin met de present continuous

Slide 28 - Open question

Dus hoe maak je een present continuous ook alweer?

Slide 29 - Open question

Well done!

Slide 30 - Slide