Samenvatting hoofdstuk 2 HAVO

Samenvatting hoofdstuk 2



Tekstverbanden en signaalwoorden


Schema op bladzijde 42 en 43 leren!
  • Concluderend verband
  • Redengevend verband
  • Oorzakelijk verband
  • en herhalen:
  • chronologisch, tegenstellend, opsommend, toelichtend ( bladzijde 237)
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Samenvatting hoofdstuk 2



Tekstverbanden en signaalwoorden


Schema op bladzijde 42 en 43 leren!
  • Concluderend verband
  • Redengevend verband
  • Oorzakelijk verband
  • en herhalen:
  • chronologisch, tegenstellend, opsommend, toelichtend ( bladzijde 237)

Slide 1 - Slide

Woordenschat:

  • omslachtig: ingewikkeld
  • prominentere: opvallende, belangrijkere                                              
  • lokaliseren: plaats bepalen van                                       
  • braakliggen: enige tijd niet bebouwd zijn
  • uit de grond gestampt: heel snel gebouwd 
  • in zwang: (veel)gebruikt 
  • heeft veel voeten in de aarde: kost nogal wat moeite  
  • verkocht: enthousiast                                                          
  • uitdaagt: verleidt 
  • beamen: zeggen dat je het met iets eens bent/dat iets klopt.
  • een vlucht nemen: groot worden 
  • beslechten:beslissen
  • gradaties: niveaus                                                             
  • participerende: meedoende; deelnemende 
  • een brug te ver: te moeilijk; niet haalbaar 
  • gefocust: geconcentreerd 
  • scherp: goed in vorm 

Slide 2 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Iemand doet iets
Katja schijnt met de zaklamp

Naamwoordelijke gezegde
Iemand is iets of wordt iets
Oscar schijnt heel betrouwbaar

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Naamwoordelijke gezegde

Slide 6 - Slide

Koppelwerkwoord
Een naamwordelijk gezegde heeft altijd een koppelwerkwoord:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
Hulpwerkwoord
Als er méér werkwoorden in de zin staan naast het koppelwerkwoord, zijn de overige werkwoorden allemaal hulpwerkwoorden.
Als er meer dan één werkwoord in de zin staat, is de persoonsvorm altijd een hulpwerkwoord.
Zelfstandig werkwoord
In een zin met een werkwoordelijk gezegde staat altijd een zelfstandig werkwoord.


Slide 7 - Slide

Huiswerk
Opdracht 5 en 6 nakijken

Slide 8 - Slide

Opdracht 5 

(1) Om (vz) half vier ruk ik me eindelijk (bw) los van (vz) mijn telefoon. (2) Mijn (bez.vnw) vingers zijn (hww) veranderd (zww) in een (olw) soort dode (bn) takjes – nog even en mijn touchscreen (zn) herkent me (pers.vnw) niet meer als mens (zn). (3) Ik (pers.vnw) ben zeker anderhalf uur van huis en moet nu echt (bw) beginnen aan de (blw) terugtocht. (4) Anders ben (zww) ik niet (bw) vóór donker terug. 
(5) Terwijl ik door (vz) de grijze (bn) stad loop en weer mechanisch (bw) popcorn (zn) eet, denk ik aan de verwoestingen waarover ik heb gelezen. (6) Ik denk aan (vz) de foto’s van water dat metrostations in spuit en van mensen die alles verloren hebben. 
(7) Want orkaan (zn) Sandy viel dus (bw) niet mee. 

Slide 9 - Slide

Opdracht 6* 

1. Juist; worden is het enige ww in de zin, dus is het kww. 
2. Onjuist; blijven heeft hier de betekenis van zich bevinden en dan is het zww. 
3. Onjuist; het kww is geweest. Het ww is is een hww. 
4.Juist; zijn is hier zww: het koppelt geen eigenschap aan het ow en het betekent hier zich bevinden. 


Slide 10 - Slide

Formuleren
OPA
Onderwerp   Persoonsvorm  Ander zinsdeel
Varieer in de zinsopbouw!
  • APO 
  • POA - vragend maken van de zin
  • PA - gebiedende wijs
  • Video-uitleg en maak opdracht 1 en 2

Slide 11 - Slide

Spel een  Engels leenwoord
  • Als één woord: een gebruikelijke samenstelling met één klemtoon, lookalike, parttimer, voicemail
  • Een koppelteken: als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, time-out, sit-up.
  • De delen los bij sommige woordgroepen met twee klemtonen, full speed, total loss, second opinion, low budget

Slide 12 - Slide

Spel een Frans leenwoord
  • Zonder accenttekens als een Frans woord gebruikelijk is geworden in het Nederlands: controle, diner, compote, ragout
  • behalve als het nodig is voor de uitspraak: Paté, volière, coûte que coûte.
  • Gebruik het woordenboek!!!

Slide 13 - Slide

Vervoegen van Engelse werkwoorden
  • Engelse w.w. vervoeg je als Nederlandse zwakke w.w.
  • Stam: -en van het w.w. afhalen, soms laat je de -e staan.
e-mailen - e-mail, relaxen-relax, racen-race, timen-time
  • In de tegenwoordige tijd e.v. stam of stam+t of stam +en
  • Bij de verleden tijd en voltooid deelwoord: 't (e)x-fokschaap
mixen - ik mix , hij mixt , ik mixte , ik heb gemixt
gamen - ik game , hij gamet , ik gamede , ik heb gegamed

Slide 14 - Slide

Vervoeg:
Ik ............../wij............/ wij hebben.............

Borstcrawlen

Managen

streetdancen

Slide 15 - Slide