3HV - Les 3 Imperativo Afirmativo + Negativo REGULAR

Programa de viernes 9 de febrero
1. Controlamos los deberes
2. Imperativo Afirmativo
3. Imperativo Negativo
4. Deberes

1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programa de viernes 9 de febrero
1. Controlamos los deberes
2. Imperativo Afirmativo
3. Imperativo Negativo
4. Deberes

Slide 1 - Slide

Destrezas
Leer + escuchar + hablar
Pág. 71 ej 4
 
Pág. 70, ej 1, 2, 3

Ej 2

Slide 2 - Slide

Controlamos los deberes
  • Voca Unidad 6: 1-20 NL-SP
  • p. 62 oef 1 tm 6
  • p. 67 oef 3-4

Slide 3 - Slide

                Escuchar: el transporte




Página 63, ejercicio 4

Audio 1
Audio 2
Audio 3
Audio 4
Audio 5

Slide 4 - Slide

Vocabulario: el transporte
Página 64, ejercicio 5
             
Ej. 5

Slide 5 - Slide

Lee y escucha
Página 64, ejercicio 6

Audio 1 Barcelona
Audio 2 Madrid.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

HAY

Betekenis: er is/ er zijn 

(of in een vraagzin: zijn er/ is er)


- Heeft maar 1 vervoeging: Hay


Gebruik:
Als je een zin maakt waar in het Nederlands "ER IS/ ER ZIJN" wordt gezegd, wordt dit in het Spaans HAY 

- onbepaalde hoeveelheden (mucho/a, poco/a, demasiado/a, más, menos etc)
- getallen (hay 2 perros en el jardín)
- onbepaalde lidwoorden (un, una, unos, unas).


Slide 8 - Slide

ESTAR
Betekenis: Zijn/zich bevinden
Gebruik: 
- plaatsbepaling
- gevoel, stemming, emotie
- fysieke toestanden 
- uiterlijkheid
- Burgelijke staat (getrouwd, gescheiden, overleden, etc.)

Slide 9 - Slide

SER
Betekenis:  zijn
Gebruik
- vaste eigenschappen, bv lengte. 
- Identiteit (nationaliteit, geslacht, beroep en afkomst)

- Tijd, data, dagen en gebeurtenissen 

- Waarvan iets gemaakt is, 
- Iemand zijn eigendom

Slide 10 - Slide

Hay/Estar/Ser(zijn)
Moet je een Spaanse  zin maken met 'zijn'? Volg altijd deze top 3 :

1. Hay (staat er letterlijk 'er is' of 'er zijn' in de zin?)

2. Estar (kun je 'zijn' vervangen door 'zich bevinden'?)

3. Ser (in de overige gevallen). 

Let op: je kunt je ook in een tijdelijke emotionele staat bevinden. Bijv. verdrietig, boos, verliefd etc. Ook dan gebruik je 'estar'.

Slide 11 - Slide

Comunicación
Pág. 68, ejercicios 1, 2, 3
Ej. 3

Slide 12 - Slide

Wat is de imperatief?
Imperativo = gebiedende wijs

Imperativo afirmativo = bevestigende gebiedende wijs

Imperativo negativo = ontkennende gebiedende wijs 

Slide 13 - Slide

Hoe maak je de imperatief afirmativo?
1) tú-vorm                   = 2e persoon enkelvoud van de presente  
                                      waarbij -s (wordt weggelaten)
2) usted-vorm           = 3e persoon enkelvoud van de presente                                                       waarbij a>e en e>a


Hablar
Comer
Vivir
Habla
Come
Vive
Usted
Hable
Coma
Viva

Slide 14 - Slide

Hoe maak je de imperatief negativo?
1) tú-vorm                   = 2e persoon enkelvoud van de presente
                                          waarbij a>e en e>a
2) usted-vorm           = 3e persoon enkelvoud van de presente                                                       waarbij a>e en e>a


Hablar
Comer
Vivir
no hables
no comas
no vivas
Usted
no hable
no coma
no viva

Slide 15 - Slide

Imperativo
Mira los imperativos irregulares en la p.66

Pág. 65-66 ej 1 +2


Slide 16 - Slide

Deberes de viernes 16 de febrero
ESTUDIAR (=leren):
  • Voca Unidad 6: 1-30 NL-SP

HACER (=maken)
  • Pág. 65-66 ej 1 +2
  • Pág. 68, ejercicios 1, 2, 3
  • Pág. 70, ej 1, 2, 3,4

Slide 17 - Slide