L7/17 Poëzie

p. 79
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

p. 79

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

poëzie

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

oefening 2
Lees de gedichten.
a) Markeer wat je mooi vindt.
b) Geef 1 bijvoeglijk naamwoord om je gevoel te beschrijven.
p. 79
timer
4:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

oefening 3 + 4 + 5

groepjes (3 tot 4 personen)
  • Bespreek oefening 2. (2')
  • 'Wat is poëzie?' Verdeel de gedichten en zoek het antwoord. (5')
  • Bespreek en vul het schema aan. (3')

p. 81
timer
10:00

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

oefening 6

Vul de categorieën aan met antwoorden van de dichters.
p. 82
timer
3:00

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

inhoud

Slide 6 - Mind map

This item has no instructions

vorm

Slide 7 - Mind map

This item has no instructions

klank

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

"De kracht van beeldspraak"
Maak in groep:
p. 84-85, fragment Diddit, oef 1, 2, 3

Tip: Gebruik de onthoudkader op p. 88!

timer
10:00

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

metafoor
vergelijking
synesthesie
vermengt indrukken van twee zintuigen
een vergelijking, maar enkel het beeld wordt genoemd
overeenkomst tussen woorden

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Rond je tiende breekt de storm van de puberteit aan.
A
vergelijking
B
metafoor
C
synesthesie

Slide 11 - Quiz

metafoor: de puberteit wordt vergeleken met een storm, het is een 'woelige' periode
'Zomernachten die even warm en zacht waren als de buik van konijnenjongen.' (Peter Verhelst)
A
vergelijking
B
metafoor
C
synesthesie

Slide 12 - Quiz

Vergelijking; zomernachten als iets zachts en warms, net als konijnenjongen
De nachten zijn daar bitter koud.
A
vergelijking
B
metafoor
C
synesthesie

Slide 13 - Quiz

Smaak wordt met gevoel gecombineerd.
Haar koude ogen zeggen genoeg.
A
vergelijking
B
metafoor
C
synesthesie

Slide 14 - Quiz

Gevoel wordt met zicht gecombineerd.
Met lood in zijn schoenen begon hij aan de wedstrijd.
A
vergelijking
B
metafoor
C
synesthesie

Slide 15 - Quiz

Iets met tegenzin doen; hij kan amper bewegen.
'Ik voel me als een kleuter die een basketbal wil vastgrijpen.' (David Van Reybrouck)
A
vergelijking
B
metafoor
C
synesthesie

Slide 16 - Quiz

Ik voel me alsof ik iets niet kan, of misschien iets niet kan begrijpen.
Zijn ouders zijn nog steeds een reddingsboei voor hem.
A
vergelijking
B
metafoor
C
synesthesie

Slide 17 - Quiz

De ouders worden vergeleken met een boei; het woord 'als' wordt niet gebruikt.
Van welke beeldspraak is hier sprake?
timer
5:00

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Verder oefenen 
Bookwidget zelftest (Smartschool)
Diddit
Bereid je met deze oefeningen ook voor op de toets!

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

p. 179

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Zoek het gedicht op p. 180-181.
A
tekst c
B
tekst d
C
tekst a
D
tekst b

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Beschrijf aan de hand van dit voorbeeld wat typisch is aan de vorm van een gedicht.

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Beschrijf aan de hand van dit voorbeeld wat typisch is aan de taal van een gedicht.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Lees het gedicht. Beschrijf de inhoud in drie zinnen.
timer
5:00

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Welk gevoel komt uit het gedicht naar voren?

Slide 30 - Mind map

This item has no instructions

Geef 2 argumenten waarom je het (g)een mooi gedicht vond.

- denk er even over na
- deel met je schouderpartner
- noteer
timer
4:00

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Geef 2 argumenten waarom je dit (g)een mooi gedicht vindt.
timer
4:00

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Welk tekstdoel heeft een gedicht?
A
overtuigen
B
vertellen
C
amuseren
D
ontroeren

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Welk tekstdoel heeft een gedicht?
A
persuasieve tekst
B
opiniërende tekst
C
narratieve tekst
D
prescriptieve tekst

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Plaats nu het teksttype - tekstdoel - tekstsoort bij alle voorbeelden.
timer
2:00

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Ontdek de dichtvormen in groep!
p. 182 - 186

  • haiku
  • limerick
  • andere vormen: elfje, naamdicht, ballade



Slide 37 - Slide

This item has no instructions

haiku
  • ontstaan in Japan
  • 3 verzen
  • lettergrepen: 5 - 7 - 5
  • over natuur

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

limerick
  • ontstaan: Ierse plaats Luimneach, 'nonsenspoëzie'
  • 5 verzen
  • rijmschema: aabba
  • regel 1: onderwerp (persoon of dier) en plaatsnaam
    regel 5: grappige wending


Slide 39 - Slide

This item has no instructions

elfje
  • ontstaan: 11 woorden
  • 5 regels
  • regel 1: 1 woord, regel 2: 2 woorden, regel 3: 3 woorden, ...
  • regel 5 = samenvatting in 1 woord


Slide 40 - Slide

This item has no instructions

ballade
  • ontstaan: middeleeuwen
  • over dood en wraak met een tragische afloop
  • dialoog 

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

naamdicht
  • ontstaan: acrostichon
  • beginletters van elk vers = naam
  • naam van de maker of de ontvanger van het gedicht

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Slide

This item has no instructions