Quiz gesprekstechnieken

KennisQuiz
Gesprekstechnieken
In gesprek met de client/ bewoner
1 / 16
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

KennisQuiz
Gesprekstechnieken
In gesprek met de client/ bewoner

Slide 1 - Slide

Een zakelijk gesprek is een:
A
Informeel gesprek
B
Formeel gesprek

Slide 2 - Quiz

Wilt u koffie? is een:
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 3 - Quiz

Welke soort vraag begint altijd met;
wie, welke, waar, hoe, wat
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 4 - Quiz


Waar staat NIVEA voor
A
Niet invullen voor een ander
B
Niet interesseren voor een ander
C
Niet invoelen van een ander

Slide 5 - Quiz

een voorbeeld van interne ruis tijdens een gesprek is:
A
Er is teveel lawaai om een goed gesprek te voeren.
B
Je gedachten dwalen af (je denkt aan wat er allemaal nog moet gebeuren of je hebt zorgen thuis).
C
Je aandacht wordt afgeleid door iets wat er om je heen gebeurt.

Slide 6 - Quiz

Geef LSD, of gebruik LSD. Wat bedoelen we daarmee?

A
Luisteren, Samenvatten, Doorvragen
B
Lekker Samen met Dierbaren
C
Luisteren, Stil zijn, Doorpakken

Slide 7 - Quiz

LSD (Luisteren, Samenvatten, Doorvragen) helpt je in een doelgericht gesprek bij nog meer zaken. Welke is hierbij het belangrijkste?
A
Het helpt je om verslag te doen van een gesprek
B
Het helpt je regie te houden over het gesprek
C
Het helpt je de ander te beseffen met wie hij of zij spreekt

Slide 8 - Quiz

Een goede manier om empathie te tonen is:
A
Zelf stil zijn en naar de zorgvrager kijken
B
Zelf steeds de regie nemen in het gesprek

Slide 9 - Quiz


Door een gevoelsreflectie:


A
Toon je dat je niet geïnteresseerd bent
B
Geef je de kern weer van de boodschap van de zorgvrager
C
Moedig je iemand aan om door te gaan met zijn verhaal (emoties accepteren)

Slide 10 - Quiz

Zet de onderdelen van motiverende gespreksvoering in de juiste volgorde.
1.
2.
3.
Klaar zijn
Willen
Kunnen

Slide 11 - Drag question

4 principes motiverende gespreksvoering.
1. Wees empathisch: het gaat om daadwerkelijk inleven in de cliënt en niet doen alsof.
2. Ontwikkelen van discrepantie: richt je op het verschil (vanuit het perspectief van de cliënt) tussen het huidige en toekomstige gedrag. ‘Hoe ben of doe ik nu en hoe wil ik doen of zijn?’
3. Meeveren met weerstand: vermijd discussie of argumentatie. Veer mee met de weerstand en zie dit als een kans.
4. Ondersteunen van eigen effectiviteit: het gaat er hierbij om dat je het geloof in eigen kunnen ondersteunt en versterkt. Eigen effectiviteit is een directe voorspeller van gedragsverandering.

Slide 12 - Slide

Wat ben je nodig voor een goed gesprek?
Wat levert een goed gesprek op?

Slide 13 - Mind map

Slide 14 - Slide

Opdracht, 20 minuten
  • Neem individueel een bewoner/ client voor je waar je de komende week mee in gesprek gaat.
  • Bepaal het doel van het gesprek.
  • Stel minimaal 3 voorbeeld vragen op.
  • Noteer minimaal 1 persoonlijke kwaliteit welke je gaat inzetten en noteer minimaal 1 ontwikkelpunt welke extra aandacht behoeft tijdens het gesprek. 

Slide 16 - Slide