examentraining tekstverklaren HV5: HAVO 2018 I

Examentraining HV5 (20 april 2021)
1 / 33
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Examentraining HV5 (20 april 2021)

Slide 1 - Slide

Foute woorden in de antwoorden
WAT? * noteer de 7 woorden / woordgroepen die de antwoorden in 95% van de gevallen fout maken
HOE? * eerst individueel dan in tweetallen
HULP? – 
TIJD? * [2” + 1"]
UITKOMST? * delen via LessonUp
KLAAR? -
timer
1:00

Slide 2 - Slide

7 foute woorden / woordgroepen in de antwoorden

Slide 3 - Open question

Foute antwoorden: 95%

 1) de plus en plus = steeds meer
2) de moins en moins = steeds minder
3) expliquer pourquoi = uitleggen waarom
4) le, la, les plus = het meest
5) surtout = vooral, met name
6) plus + bijv. nmw. + que Y = meer + bijvoeglijk nmw. dan Y
7) préférer … à = de voorkeur geven aan ... boven ...





Slide 4 - Slide

Veel voorkomende CSE vragen

Slide 5 - Slide

Tekst 1: Qui a conçu le château de Chambord
WAT? * Titel lastig? CITO helpt. Maak vraag 1: markeer signaalwoorden + :
HOE? * individueel 
HULP? * woordenboek F-N
TIJD? * [3”]
UITKOMST? * delen via LessonUp
KLAAR? maak tekst 14, vraag 43

Slide 6 - Slide

Is het volgens de tekst duidelijk wie het kasteel van Chambord heeft ontworpen?

Slide 7 - Open question

Aanpak normale MC-vragen
1) Lees de vraag
2) Lees de antwoorden niet
3) Lees de tekst, onderstreep 
  signaalwoorden + :
4) Formuleer zelf je antwoord
5) Kijk bij de antwoorden

Slide 8 - Slide

Tekst 10: Faut-il supprimer les zoos?
WAT? – M: 27 t/m 33 Markeer signaalwoorden + : + M: 1 en 2
HOE? – individueel
HULP? – woordenboek F/N + stappenplan + WL (boekje)
TIJD? – [25”]
UITKOMST? – stemmen met LessonUp
KLAAR? - M: tekst 11, vragen 34 t/m 37
timer
6:00

Slide 9 - Slide

Vraag 27: Qu'est-ce qu'il est vrai selon le premier alinéa?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 10 - Quiz

Vraag 28: Comment cette phrase se rapporte à celle qui précède?
A
A
B
B
C
C

Slide 11 - Quiz

Vraag 29: Par quel(s) mot(s) est-ce que cette phrases aurait pu commencer?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 12 - Quiz

Vraag 30: Waarom hebben de mensen in het verleden exotische dieren verzameld in parken volgens de derde alinea: Om blijk te geven van hun ... en ...

Slide 13 - Open question

Vraag 31: Pourquoi est-ce que l'auteur mentionne le Zooparc de Beauval au 4ème alinéa? Parce que le Zooparc de Beauval
A
A
B
B
C
C

Slide 14 - Quiz

Vraag 32: Qu'est-ce qui préoccupe la plupart des adversaires du zoo d'après le dernier alinéa?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 15 - Quiz

Vraag 33: Wordt in de tekst een reden gegeven waarom Frankrijk meer dierentuinen heeft dan enig ander land in Europa?

Slide 16 - Open question

Foutenanalyse
1) Had je door wat voor soort vraag het was? (I, II, III)
2) Heb je alles uit de signaalwoorden en uit de : gehaald?
3) Heb je een antwoord gekozen dat zeker fout is?
4) Was je vocabulaire kennis onvoldoende? Als je merkt dat ook je basiswoordkennis onvoldoende is, dan is het slim om ook het laatste deel van je woordenlijst te leren.

Slide 17 - Slide

Tekst 2: Marianne, symbole de la France
WAT? – M: 2 t/m 4 Markeer signaalwoorden + : + M: 1 en 2
HOE? – individueel
HULP? – woordenboek F/N + stappenplannen + WL (boekje)
TIJD? – [10”]
UITKOMST? – stemmen met LessonUp
KLAAR? - M: tekst 13, vraag 42 (markeer per titel 
1 woord)
timer
10:00

Slide 18 - Slide

Vraag 2: A quoi sert le premier alinéa? A montrer pourquoi
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 19 - Quiz

Vraag 3: Combineer de onderstaande woorden met de juiste attributen. Let op: je houdt één attribuut nodig.

Slide 20 - Open question

Vraag 4: Que peut-on conclure du dernier alinéa? Dans le passé,
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 21 - Quiz

Beweringenvraag
1) Lees eerst de antwoorden
2) Markeer in de antwoorden het woord / de woorden waar je op gaat scannen (namen, plaatsen, cijfer, tijdsaanduiding, internationale woorden)
3) Lees zin-voor-zin en kijk of de gemarkeerde woorden terugkomen. Is dat zo hele zin lezen.


Slide 22 - Slide

Voorbeelden
WAT? * noteer de 5 dingen die voorbeelden zijn
HOE? * eerst individueel dan in tweetallen
HULP? – 
TIJD? * [1” + 1"]
UITKOMST? * delen via LessonUp
KLAAR? -
timer
1:00

Slide 23 - Slide

5 voorbeelden

Slide 24 - Open question

Voorbeelden
 1) NAMEN
2) PLAATSEN (ALLES WAT JE OP EEN KAART KUNT AANWIJZEN)
3) GETALLEN
4) %
5) EEN BEELD IN WOORDEN






Slide 25 - Slide

Tekst 4: L'or blanc de Guérande
WAT? – M: 8 t/m 10 Markeer signaalwoorden + : + M: 1 en 2
HOE? – individueel
HULP? – woordenboek F/N + stappenplannen + WL (boekje)
TIJD? – [10”]
UITKOMST? – stemmen met LessonUp
KLAAR? - M: tekst 12, vraag 38 t/m 41 (markeer per titel 
1 woord)
timer
10:00

Slide 26 - Slide

Vraag 8: Qu'est-ce qu'on lit à propos du Sel de Guérande au premier alinéa?
A
A
B
B
C
C

Slide 27 - Quiz

Vraag 9: Que peut-on conclure du dernier alinéa? Dans le passé,
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 28 - Quiz

Vraag 10.1:
A
wel
B
niet

Slide 29 - Quiz

Vraag 10.2:
A
wel
B
niet

Slide 30 - Quiz

Vraag 10.3:
A
wel
B
niet

Slide 31 - Quiz

Tekst 3: L'étoile Michelin
WAT? – M: 5 t/m 7 Markeer signaalwoorden + : 
HOE? – individueel
HULP? – woordenboek F/N + stappenplannen + WL (boekje)
TIJD? – [10”]
UITKOMST? – stemmen met LessonUp
KLAAR? - M: tekst 12, vraag 38 t/m 41 (markeer per titel 
1 woord)
timer
10:00

Slide 32 - Slide

http://bit.ly/frans-exit

Slide 33 - Slide