Geluk (gelukkig worden)
Gezondheid (goed voor je gezondheid)
Genot (om van lekkere dingen te genieten)
Gewin (geld besparen)
Gemak (bespaart energie/tijd)
Groep (bij een groep horen)
Gevaar (veiligheid kun je kopen, nadat je eerst bang bent gemaakt)
Goed geweten (je wilt je een 'goed' mens voelen)
Groter (of beter, dunner, mooier enz. je geluk vergroot. Helaas voor
even.)