Examenvoorbereiding lezen/luisteren 3F


Lezen/
Luisteren 3F


voorbereiding 
CE Nederlands 3F
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson


Lezen/
Luisteren 3F


voorbereiding 
CE Nederlands 3F

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Inhoud

- Tips voor het (oefen)examen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
  • Je hebt inzicht in welke type vragen voorkomen in het examen en je geeft voorbeelden hierbij.
  • Je kunt minimaal twee tekstsoorten en -doelen benoemen.
  • Je kunt minimaal twee teksverbanden benoemen en de bijbehorende signaalwoorden.
  • Je kunt hoofd- en bijzaken onderscheiden van elkaar.
  • Je weet hoe je een lees- en luistertekst moet aanpakken om tot een beter tekstbegrip te komen.
  • Je neemt de tips tot je en beslist zelf of en in hoeverre je er gebruik van maakt.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat kun je op het examen Lezen en luisteren verwachten?
  • Verschillende soorten teksten en videofragmenten.

  • Vragen over de hele tekst, over één alinea en over de informatie binnen een zin. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

1. Waar bestaat het examen uit?
  • leesteksten
  • luisterteksten
  • De teksten zijn informatief, instructie of betogend
  • De onderwerpen hebben vaak te maken met burgerschap (milieu, onderwerpen uit het nieuws, werk)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

2. Voorbereiden op het CE. Kan dat?
Veel mensen denken dat ze dit examen niet kunnen voorbereiden, omdat de teksten en de vragen toch steeds anders zijn. Het soort vragen dat gesteld wordt is echter wel steeds hetzelfde. Als je weet welke vragen er gesteld kunnen worden, kan je je daar wel op voorbereiden door te zorgen dat je de bijbehorende begrippen wel kent (denk aan signaalwoorden, tekstsoorten, hoofdgedachte).

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Soorten vragen
- begripsvragen 
- interpretatievragen 
- evaluatievragen
- samenvattingsvragen
- opzoekvragen
- inhoudsvragen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Waar gaan begripsvragen over?
A
hoofdgedachte/onderwerp
B
oorzaak-gevolg/ middel-doel
C
hoofd-/bijzaken
D
drogreden/argument

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Begripsvraag
Een voorbeeld van een begripsvraag is:

Welke van de onderstaande zinnen vat de tekst het best samen?

Deze vragen gaan over de inhoud van de tekst.
Daarmee kijken ze of je de inhoud van de tekst begrepen hebt.


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Interpretatievragen kun je letterlijk uit de tekst halen.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Interpretatievraag
Een voorbeeld van een interpretatievraag is:
Wat is het doel van de schrijver?
Maar ook:
Hoe reageert de vrouw op de vraag van de interviewer?
(Verbaasd, boos, sceptisch)

Daarom kan je dit dus niet letterlijk uit de tekst halen.
Het is hoe jij denkt dat het zit.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Tekstsoorten en -doelen
- Informatieve teksten - Informeren
- Instructieve teksten - Instrueren
- Betogende teksten - Overtuigen
- Activerende teksten - Activeren/overhalen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Welke antwoorden horen bij evaluatievragen?
A
doel schrijver
B
conclusie
C
kwaliteit van de argumenten
D
Tekstverbanden

Slide 13 - Quiz

opvatting auteur + conclusie  = interpretatie

Evaluatievragen
 Evaluatievragen gaan over hoe delen van tekst met elkaar samenhangen. Bijvoorbeeld: 
Wat is het verband tussen alinea 3 en 4?
Het zijn ook vragen die jij jezelf moet stellen om kritisch een (luister)tekst te kunnen beoordelen.
Bijvoorbeeld:
Van welke drogreden is sprake bij het argument [...] in alinea 4?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Tekstverbanden

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzaken
(Kernzinnen, feiten) 

Wie
Wat 
Waarom
Wanneer 
Waar
Hoe? 
Niet alle informatie in teksten is even belangrijk. Informatie die echt belangrijk is voor het tekstdoel, noem je hoofdzaken.
Bijzaken


Voorbeelden
Extra uitleg
Afbeeldingen 
Vragen
Details
Meningen 
Let op! Bij betogende teksten horen meningen wél in de samenvatting

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Samenvattingsvragen moeten altijd in eigen woorden worden geformuleerd.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Meestal wel, maar dan staat dat duidelijk aangegeven. 
Leesstrategieën
  • Oriënterend lezen
  • Globaal lezen
  • Zoekend/scannend lezen
  • Intensief lezen
  • Kritisch lezen
  • Studerend lezen

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp:
Waar gaat de tekst over? Dit noteer je in een of een paar woorden.
  • Vakantie

Hoofdgedachte:
Wat wil de schrijver jou in één zin over het onderwerp vertellen? 
  • Steeds meer Nederlanders gaan op vakantie in eigen land.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Opbouw
  • Inleiding                        (kennismaken met het onderwerp)

  • Middenstuk/kern       (deelonderwerp per alinea)

  • Afsluiting                       (samenvatting/conclusie/oproep)

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Kernzinnen

De belangrijkste zin van een alinea.

  • eerste of
  • tweede of 
  • de laatste zin


De rest van de alinea is extra uitleg, toelichting, voorbeelden.



de eerste en laatste zin van de alinea’s 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Oorzaak-gevolg
Doordat, zodat
Middel-doel
Daarmee, omdat
Reden
Want, namelijk
Tegenstelling
Echter
Voorbeeld
Zo, bijvoorbeeld

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Hieronder staan enkele veelvoorkomende vragen:
  1. · Wie zegt wat over …? Wat is volgens de tekst waar? (tekstbegrip)
  2. · Wat wordt er bedoeld met …). In de tekst staat … wat wordt hiermee bedoeld? (woordbegrip)
  3. · Wat is het doel van de schrijver met deze tekst? (– soms in combinatie met tekstbegrip) (tekstdoelen)
  4. · Wat is de mening van de schrijver? Welke argumenten gebruikt de schrijver?
  5. · Wat is het onderwerp van de tekst of alinea? Of: Wat is een goed tussenkopje bij deze alinea?
  6. · Wat is een goede samenvatting van de tekst of alinea? Hoe zou je deze tekst in een zin samenvatten? (hoofdgedachte)
  7. · Waarnaar verwijst een woord? (verwijswoorden, signaalwoorden)

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Dit zijn maar enkele voorbeelden. Er worden vooral veel vragen gesteld over de inhoud van de tekst, waarbij gekeken wordt of je de tekst goed hebt begrepen.


Bij de luisterteksten kan het handig zijn om eerst de vragen te lezen en pas daarna het fragment te bekijken. Wanneer je oefent, kan je uitproberen wat voor jou het meest prettig is.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Tips
  • allemaal meerkeuzevragen
  • lees de vraag en alle antwoordopties voordat je iets invult
  • bedenk welke antwoorden zeker fout zijn en streep die weg
  • controleer of je alle vragen beantwoord hebt
  • Weet je het antwoord niet zeker? Schrijf het nummer van de vraag op en kijk daar aan het eind van het examen nogmaals naar. 
  • zorg dat je goed uitgerust aan het examen begint!

Slide 25 - Slide

  • Door eerst de vraag en antwoordmogelijkheden te lezen, weet je wat de mogelijkheden zijn. Zo kun je gericht lezen/luisteren en lees/hoor je het juiste antwoord sneller. 
  • Als je denkt het antwoord te weten zonder de tekst te lezen, toch vraag en tekst lezen! Ook als je denkt het juiste antwoord te hebben gevonden, de andere antwoorden nog nalezen. 
Tips
  • Zoek naar synoniemen
  • Goed lezen
  • kritisch zijn in het vergelijken van de antwoorden met de (gesproken) tekst.
  • Kijk ook goed naar wat er wordt gevraagd
    - Onderwerp is wat anders dan de aanleiding

Slide 26 - Slide

  • Door eerst de vraag en antwoordmogelijkheden te lezen, weet je wat de mogelijkheden zijn. Zo kun je gericht lezen/luisteren en lees/hoor je het juiste antwoord sneller. 
  • Als je denkt het antwoord te weten zonder de tekst te lezen, toch vraag en tekst lezen! Ook als je denkt het juiste antwoord te hebben gevonden, de andere antwoorden nog nalezen. 
Examentips:

  • Lees de tekst eerst verkennend. 
  • Beantwoord de vragen NIET uit eigen kennis.
  • Lees de vraag, bedenk dan eerst zelf het antwoord en kies daarna het juiste antwoord.
  • Bij geluidsfragmenten eerst luisteren, dan de vraag lezen en terugspoelen in het fragment en het antwoord zoeken.
  • Noteer de nummers van vragen waarover je twijfelt en ga door.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Oefenen
  • Ga naar mbo-oefenomgeving.facet.onl
  • Klik op mbo - Nederlands
  • Kies Mbo een willekeurig oefenexamen Nederlands op 3F 
  • Maak minimaal 1 leestekst en 1 luistertekst van dit oefenexamen

Slide 28 - Slide

This item has no instructions