Verschil feit & mening

1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 150 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is het doel van deze les?
* Je kent het verschil tussen een feit en een mening.

* Je kunt je mening geven.

* Je respecteert de mening van anderen.


Slide 2 - Slide


A
Dit is een foto van een man.
B
Met een tongpiercing vindt iedereen je cool.
C
Een volwassene houdt niet van een tongpiercing.
D
Deze man steekt zijn tong uit.

Slide 3 - Quiz

SAMENVATTING

Slide 4 - Slide

OPDRACHT


* Duidt de zinnen aan die een FEIT weergeven.

Slide 5 - Slide


A
Er is maar één leuke sport, dat is paardrijden.
B
Het meisje rijdt op een wit paard.
C
Paardrijden is een echte meisjessport.
D
Paarden ruiken vreemd.

Slide 6 - Quiz


A
De gitarist ziet er hip uit.
B
Gitaarspelen is echt moeilijk.
C
De jongen draagt een jeans.
D
Gitaar is enkel voor jongens.

Slide 7 - Quiz


A
Vanille-ijs, da's lekker!
B
Het ijs is opgeschept in een horentje.
C
Gewoon ijs is lekkerder dan softijs.

Slide 8 - Quiz


A
De man met de rode pet draagt een blauwe overall.
B
Automonteur is een beroep voor jongens.
C
Iedereen kan dit beroep doen.

Slide 9 - Quiz

OPDRACHT
* Zijn deze mensen subjectief of objectief?

HERHALING:
subjectief = mening
objectief = feit

Slide 10 - Slide

EEN NIEUWSLEZER
A
SUBJECTIEF
B
OBJECTIEF

Slide 11 - Quiz

EEN SUPPORTER
A
SUBJECTIEF
B
OBJECTIEF

Slide 12 - Quiz

Je beste vriend(in)
A
SUBJECTIEF
B
OBJECTIEF

Slide 13 - Quiz

EEN AGENT
A
SUBJECTIEF
B
OBJECTIEF

Slide 14 - Quiz

EEN WETENSCHAPPER
A
SUBJECTIEF
B
OBJECTIEF

Slide 15 - Quiz

OPDRACHT
* Is het een feit of een mening?


FEIT= echt, kan je bewijzen
MENING= wat je zelf denkt of vindt 

Slide 16 - Slide

Bij het schaken gebruik je witte en zwarte schaakstukken.
A
feit
B
mening

Slide 17 - Quiz

Alle jongens houden van meisjes met veel make-up op.
A
feit
B
mening

Slide 18 - Quiz

Een sigaret bevat schadelijke stoffen zoals nicotine en teer.
A
feit
B
mening

Slide 19 - Quiz

Alleen stoere meisjes hebben een tatoeage.
A
feit
B
mening

Slide 20 - Quiz

OPDRACHT


* Geef je mening over de volgende uitspraken.


Slide 21 - Slide

Snackautomaten horen thuis op school.

Slide 22 - Open question

De kerstvakantie en de herfstvakantie zouden langer moeten duren en de zomervakantie korter.

Slide 23 - Open question

Iedereen zou een douche moeten nemen, voordat er gezwommen wordt in een openbaar zwembad.

Slide 24 - Open question

Argument
= een uitleg waarmee je een mening verdedigt. 
Je herkent een argument aan signaalwoorden als: 
want, namelijk, omdat


Slide 25 - Slide

OPDRACHT
* Staat hier een feit, mening of argument? 

FEIT= echt, kan je bewijzen
MENING= wat je zelf denkt of vindt 
ARGUMENT = reden

Slide 26 - Slide

Welke zin bevat géén argument?
A
Ik blijf vandaag binnen, want het stormt.
B
Mijn zus is jarig en geeft vanmiddag een feest.
C
Rode auto's zijn stoer, want een Ferrari is ook rood.
D
Omdat hij bang is, durft hij niet in de Python van de Efteling.

Slide 27 - Quiz

Ik vind 'Titanic' een mooie film.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 28 - Quiz

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 29 - Quiz

DEEL 2

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

ECHT OF NEP
Wat is het verschil?

Echt = het is echt gebeurd, het is waar, je kan het bewijzen

Nep = het is verzonnen, het is niet echt, je kan het niet bewijzen

Slide 32 - Slide

OPDRACHT


* Is het echt of verzonnen?


Slide 33 - Slide

VERKEERSBORD
A
ECHT
B
VERZONNEN

Slide 34 - Quiz

SPROOKJE
A
ECHT
B
VERZONNEN

Slide 35 - Quiz

STRIPVERHAAL
A
ECHT
B
VERZONNEN

Slide 36 - Quiz

WEERBERICHT
A
ECHT
B
VERZONNEN

Slide 37 - Quiz

MOPJE
A
ECHT
B
VERZONNEN

Slide 38 - Quiz

REISGIDS
A
ECHT
B
VERZONNEN

Slide 39 - Quiz

OPDRACHT

* Is de volgende uitspraak waar of niet waar? Geef je eigen mening hierover!

Slide 40 - Slide

Alles wat op internet staat is echt.

Slide 41 - Open question