Gebiedende wijs NT2 TC 2.10

• NT2
• ISK

Gebiedende wijs

Wat doe je? Wat leer je?

- Je weet wat de gebiedende wijs is.

- Je oefent met de gebiedende wijs.

- Je schrijft zelf zinnen in de gebiedende wijs.

De instructie 

De woorden waarmee je vertelt hoe iemand iets kan of moet doen.

De juf geeft instructie aan de studenten.

Gebiedende wijs

Loop rechtdoor.

Ga linksaf / rechtsaf.

Sta stil.

Doe de deur open.

Doe je arm omhoog.

Pak je pen.

Ga naar huis.

• Wat valt op aan deze zinnen?
• Welke woordsoort staat vooraan?
• In welke vorm staat het werkwoord?

De gebiedende wijs

Loop naar de deur.

Pak je pen.

Doe je schrift open.

• Werkwoord vooraan in de zin.
• Werkwoord in de ik-vorm

De gebiedende wijs

• Gebruik je als je instructies geeft.
• Wanneer je zegt wat iemand moet doen.
• Wanneer je een waarschuwing geeft.

Vaak in een recept.

Loopt nu naar school!

1. Goed
2. Niet goed

Ga nu naar huis.

1. Goed
2. Niet goed

Pak je pen van de grond.

1. Goed
2. Niet goed

Zetten de oven aan.

1. Goed
2. Niet goed

De gebiedende wijs

Loop naar de deur.

Pak je pen.

Doe je schrift open.

• Werkwoord vooraan in de zin.
• Werkwoord in de ik-vorm

... (Komen) hier!

... (Wassen) je handen!

...(Worden) wakker!

...(Gaan) liggen!

... (Luisteren) naar je docent!

... (Leren) nu alles over grammatica.

... (Lezen) de uitleg over werkwoordspelling.

... (Maken) de opdrachten in je boek.

Maak een zin in de gebiedende wijs:

Je moet op tijd komen.

Maak een zin in de gebiedende wijs:

Je moet morgen naar school gaan.

Maak een zin in de gebiedende wijs:

Jullie moeten je boek pakken.

Maak een zin in de gebiedende wijs:

De cursisten moeten het huiswerk maken.