Zinsontleding & de der- en de ein- groep

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Die Planung

• Lijdend voorwerp - Grammatik herhalen 
• Teste dich!
• De der- en de ein-groep in de 1e en de 4e naamval
• Teste dich!
• Weiter mit den Aufgaben Zugspitze

Was weißt du noch?

Zinsontleding

7 Fragen

Mein Bruder ist 18 Jahre alt.
Mijn broer is 18 jaar oud.

1. Mein Bruder = 1e naamval (hij is)
2. Mein Bruder = 4e naamval (hem is)

Ihre Eltern essen oft im Restaurant.
Haar ouders eten vaak in het restaurant.

1. Ihre Eltern = 1e naamval (hij eet)
2. Ihre Eltern = 4e naamval (hem eet)

Ich habe deine Cola getrunken.
Ik heb jouw cola gedronken.

1. deine Cola = 1e naamval (Ik heb hij gedronken)
2. deine Cola = 4e naamval (Ik heb hem gedronken)

Zinsontleding:
Fritz kauft ein Buch.

1. Fritz is onderwerp
2. Fritz is lijdend voorwerp
3. Fritz is meewerkend voorwerp
4. Fritz is weg

Zinsontleding:
Fritz kauft ein Buch

1. Hem koopt een boek -> lijdend voorwerp
2. Fritz is weg
3. Fritz is meewerkend voorwerp
4. Hij koopt een boek -> onderwerp

Der Junge liest ein Buch.
Wat is hier het onderwerp?

Der Junge liest ein Buch.
Wat is hier het lijdend voorwerp?

Gestern haben wir ... Torte (v) gebacken.

1. die
2. das
3. der
4. dem

Wir haben dem Mann d... Geld gegeben.

1. as
2. ie
3. en
4. em

D... Mädchen (o) hat braune Haare.

1. ie
2. em
3. en
4. as

Ich habe ... Strauß (m) Blumen gekauft.

1. eine
2. ein
3. einen
4. einem

Wir haben ... lange Fahrt (v) gehabt.

1. ein
2. einem
3. eine
4. einen