Nieuwsbegip week 48-49 niv. B

leveren
A
afkomstig zijn uit (een tijd)
B
bezorgen, brengen
C
winnen van iemand van wie je eerder verloren hebt
D
wat de bezorgdheid wegneemt
1 / 21
next
Slide 1: Quiz
WoordenschatPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

leveren
A
afkomstig zijn uit (een tijd)
B
bezorgen, brengen
C
winnen van iemand van wie je eerder verloren hebt
D
wat de bezorgdheid wegneemt

Slide 1 - Quiz

beschikbaar
A
bruikbaar
B
wat de bezorgdheid wegneemt
C
winnen van iemand van wie je eerder verloren hebt
D
wat je kunt krijgen of gebruiken

Slide 2 - Quiz

klassiek
A
dat waaraan je iets kunt herkennen
B
bruikbaar
C
van vroeger
D
winnen van iemand van wie je eerder verloren hebt

Slide 3 - Quiz

geschikt
A
bezorgen, brengen
B
bruikbaar
C
dat waaraan je iets kunt herkennen
D
iets wat ergens invloed op heeft, iets wat meespeelt

Slide 4 - Quiz

dateren uit
A
wat je kunt krijgen of gebruiken
B
iets wat ergens invloed op heeft, iets wat meespeelt
C
afkomstig zijn uit (een tijd)
D
van vroeger

Slide 5 - Quiz

wat de bezorgdheid wegneemt
A
beschikbaar
B
het kenmerk
C
revanche nemen
D
geruststellend

Slide 6 - Quiz

dat waaraan je iets kunt herkennen
A
het kenmerk
B
dateren uit
C
beschikbaar
D
leveren

Slide 7 - Quiz

een bijzonder geval, iets wat anders is dan normaal
A
dateren uit
B
de uitzondering
C
de factor
D
klassiek

Slide 8 - Quiz

winnen van iemand van wie je eerder verloren hebt
A
revanche nemen
B
klassiek
C
leveren
D
het kenmerk

Slide 9 - Quiz

iets wat ergens invloed op heeft, iets wat meespeelt
A
het kenmerk
B
het kenmerk
C
de factor
D
geruststellend

Slide 10 - Quiz

leveren
beschikbaar
klassiek
geschikt
dateren 
geruststellend
het kenmerk
de factor
revanche nemen
Kritiek
iets wat ergens invloed op heeft, iets wat meespeelt
een bijzonder geval, iets wat anders is dan normaal
winnen van iemand van wie je eerder verloren hebt
dat waaraan je iets kunt herkennen
wat de bezorgdheid wegneemt
uitafkomstig zijn uit (een tijd)
bruikbaar
van vroeger
bezorgen, brengen
wat je kunt krijgen of gebruiken

Slide 11 - Drag question

afgelopen (wordt gezegd van een datum of dag)
A
jongstleden
B
het kenmerk
C
de factor
D
geruststellend

Slide 12 - Quiz

heel erg, hevig
A
gaaf
B
flauw
C
matig
D
intens

Slide 13 - Quiz

veel aandacht krijgen
A
ontzichtbaar
B
kenmerk
C
niet onopgemerkt blijven
D
de lastige of gevaarlijke problemen

Slide 14 - Quiz

lichamelijk
A
mentaal
B
fysiek
C
ruimte
D
visueel

Slide 15 - Quiz

de eerste keer dat iemand iets doet
A
ervaren
B
oefenen
C
werkend
D
Het debuut

Slide 16 - Quiz

de persoon die heel veel bereikt heeft en daardoor beroemd is
A
de legende
B
zichtbaar
C
het figuur
D
menselijk

Slide 17 - Quiz

de lastige of gevaarlijke problemen
A
eenvoudig
B
taken
C
de ervaringen
D
de perikelen

Slide 18 - Quiz

iemand voor een tijdje verbieden zijn of haar functie uit te oefenen, meestal als straf
A
schorsen
B
huren
C
negeren
D
uitdagen

Slide 19 - Quiz

last hebben van
A
ervaren
B
kampen met
C
genieten van
D
bezig zijn met

Slide 20 - Quiz

dodelijk
A
intens
B
fataal
C
legende
D
debuut

Slide 21 - Quiz