Vragen week 5 P5

Oefentoets periode 5
1 / 21
next
Slide 1: Slide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Oefentoets periode 5

Slide 1 - Slide

Welke soorten koopweerstanden zijn er?
A
Onderhandelaar, een klacht, betweter, steunzoeker
B
Onderhandelaar, een klacht, zeuren, betweter
C
Onderhandelaar, zeuren, betweter, steunzoeker

Slide 2 - Quiz

Een klant heeft zojuist een leuke jurk uitgezocht. De verkoper neemt het initiatief om een andere, duurdere jurk voor te stellen. Dit noem je:
A
cross-selling
B
upselling
C
deepselling

Slide 3 - Quiz

Een klant heeft zojuist een leuke jurk uitgezocht. De verkoper neemt het initiatief om er een jasje bij voor te stellen. Dit noem je:
A
cross-selling
B
upselling
C
deepselling

Slide 4 - Quiz

Er zijn drie manieren om de koop uit te lokken. Waartoe behoort ‘Probeer het maar een maand. U kunt altijd opzeggen’?
A
er gewoon van uitgaan dat de klant gaat kopen
B
de klant bang maken
C
spontaan iets extra's bieden

Slide 5 - Quiz

Er zijn drie manieren om de koop uit te lokken. Waartoe behoort 'Als u vandaag beslist mag ik u 10% korting aanbieden op de huidige prijs'?
A
er gewoon van uitgaan dat de klant gaat kopen
B
de klant bang maken
C
spontaan iets extra's bieden

Slide 6 - Quiz

Je verkoopt mobiele telefoons. Noem twee verkoopargumenten in de categorie 'gemak'.

Slide 7 - Open question

Noem 3 van de 5 verkooptechnieken.

Slide 8 - Open question

Je werkt bij een koffietentje. Een klant bestelt een kop koffie. Noem iets wat je de klant kunt aanbieden om upselling te creëren.

Slide 9 - Open question

Wat is een koopmotief?
A
De manier waarop mensen iets kopen
B
De klant geeft daarmee aan dat hij/zij iets wil kopen
C
Een argument waarmee je de klant kunt overtuigen om te kopen
D
De reden(en) waarom mensen iets kopen

Slide 10 - Quiz

Noem 3 van de 6 koopmotieven.

Slide 11 - Open question

Waarvoor staat de 'a' in VOCATIO?
A
aanvang
B
argumentatie
C
actie
D
aanraden

Slide 12 - Quiz

Een klant die een bezwaar heeft, is niet geïnteresseerd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Waarom is LSD (luisteren, samenvatten, doorvragen) zo belangrijk in een verkoopgesprek?
A
Om erachter te komen of de klant het met jouw argumenten eens is
B
Om de klant het gevoel te geven dat je luistert
C
Omdat je de klantbehoefte daarmee heel goed in kaart brengt
D
Om de klant te overtuigen van je product

Slide 14 - Quiz

Waarom geeft een klant die informatie ordent een koopsignaal af?

Slide 15 - Open question

Wat moet je doen als de klant een reële weerstand heeft?
A
De klant gelijk geven
B
Bewijzen waarom de klant geen gelijk heeft
C
In discussie gaan
D
De koop niet door laten gaan

Slide 16 - Quiz

Wat is de aanpak van de onderhandelaar bij koopweerstand?

Slide 17 - Open question

Wat is een koopsignaal?

Slide 18 - Open question

Waarom kan angst een koopmotief zijn?
A
Een klant is bang om te kopen
B
Een klant is bang dat het product niet deugt
C
Een klant is bang om iets te missen (FOMO)
D
Een klant is bang voor een te hoge prijs

Slide 19 - Quiz

Onder welk koopmotief valt 'garantie'?
A
Aanzien
B
Welzijn
C
Waardering
D
Zekerheid

Slide 20 - Quiz

Onder welk koopmotief valt 'hogere winst'?
A
Aanzien
B
Rendement
C
Vernieuwing
D
Zekerheid

Slide 21 - Quiz