Les 1 H6 formuleren: lastige verwijswoorden

Goedemorgen!
Lastige verwijswoorden Blz. 238
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
Lastige verwijswoorden Blz. 238

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wanneer gebruik je het woordje 'hun'?

Slide 3 - Mind map

Lastige verwijswoorden 
Voorbeeld:
- Hij ontslaat hen.                     (lijdend voorwerp)
- Ik geef het boek aan hen.   (na voorzetsel)
- Ik geef hun het boek.            (meewerkend voorwerp, zonder vz) 

Dus: Ik geef hun het boek. OF Ik geef aan hen het boek. 

Slide 4 - Slide

Vul het goede woord in:
Wij gaan eerder dan........
A
hen
B
hun
C
zij
D
hunnie

Slide 5 - Quiz

Eerst gingen we een stuk fietsen en daarna heb ik met ... gebarbecued.
A
hen
B
hun
C
ons
D
zij

Slide 6 - Quiz

dat of wat

Je gebruikt wat als je verwijst naar:

- dat, datgene (dat wat, datgene wat)

- alles, iets, niets, het enige (alles wat, het enige wat)

- overtreffende trap (het mooiste wat, het gezondste wat)

- een hele zin (Jari sport nooit, wat slecht is voor zijn conditie)

Slide 7 - Slide

Het schilderij .... je hebt opgehangen, hangt scheef.
A
wat
B
dat

Slide 8 - Quiz

Is dat alles ... we nodig hebben?
A
wat
B
dat

Slide 9 - Quiz

daar/waar + voorzetsel

bij dieren en dingen


Voorbeeld:

Het boek waarover je laatst vertelde, heb ik inmiddels gelezen

Slide 10 - Slide

voorzetsel + wie

bij mensen


Voorbeeld:

De klasgenote met wie ik het liefst samenwerk, heet Petra

Slide 11 - Slide

Lastige verwijswoorden 
Waar + vz of vz + wie?

- Naar dieren en dingen verwijs je met: waar + vz
   - De hond waarmee ik wandel, heet Harry
   - De fiets waarop ik fiets, is geel.
- Naar mensen verwijs je met: vz + wie
   - Sam, met wie ik graag afspreek, zit nog op school. 

Slide 12 - Slide

De kat, ... ik woensdag naar de dierenarts ging, is gecastreerd
A
waarmee
B
met wie

Slide 13 - Quiz

De film, ... ik je laatst vertelde, staat nu ook op Netflix.
A
over wie
B
waarover

Slide 14 - Quiz

Vul aan:
Hij schonk ... een kopje koffie in.
A
hen
B
hun

Slide 15 - Quiz

Vul aan:
De tranen sprongen ... in de ogen.
A
hun
B
hen
C
bij hun
D
bij hen

Slide 16 - Quiz

Zelfstandig werken
Wat:
Maken: opdracht 1 t/m 5 (blz. 238-239)
Verminderde opdrachten 1,2,3 en 4
Hoe:
Zelfstandig. Zet de antwoorden in je schrift
Hulp:
De 4 B's (brein, boek, buur, bureau)
Tijd:
Tot de laatste vijf minuten van deze les
Klaar:
Kiezen uit:
- Nakijken
- Samenvatting maken van §5
- Werken aan fictieopdracht
- Werken aan andere vakgebieden
ZELFSTANDIG WERKEN
timer
10:00

Slide 17 - Slide