H5 grammatica

H5 grammatica
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H5 grammatica

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Persoonlijke voornaamwoorden herkennen en benoemen 
  • Bezittelijke voornaamwoorden herkennen en benoemen
  • Aanwijzende voornaamwoorden herkennen en benoemen
  • Bijwoorden herkennen en benoemen

Slide 2 - Slide

Ken je nog meer woorden zoals 'ik' en 'wij'? Noteer ze hier!

Slide 3 - Mind map

Welk bezittelijk voornaamwoord hoort bij 'ik' en bij 'hij'?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Ik heb ze van Madelon geleend.

het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze

Slide 9 - Quiz

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn ...
A
Zij
B
Zij & aan
C
Hem
D
Zij & hem

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide


Wat is hieronder GEEN bezittelijk voornaamwoord?
A
me
B
mijn
C
je
D
jouw

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Oefenen met psv en bzv
a Vlak voor het onderbouwfeest showden ze hun outfit aan hun 

klasgenoten.

b In de garderobe leende Gwen haar vriendin haar fuchsiarode 

lipstick.

Slide 18 - Slide

Oefenen met psv en bzv
c Aan de bar schonk de mentor een glaasje voor zijn leerlingen 

in.
d Na afloop van het feest vertelden ze hun ouders dat het heel 

gaaf was geweest.

Slide 19 - Slide

Maken: 
Opdracht 3, 4, 5 (blz. 57/58)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Welke aanwijzende voornaamwoorden ken je?

Slide 22 - Mind map

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Wat is geen aanwijzend voornaamwoord?
A
dat
B
die
C
wat
D
deze

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide



Zoek het bijwoord:

Morgen geef ik een feestje.
A
morgen
B
geef
C
een
D
feestje

Slide 36 - Quiz

Wat zijn bijwoorden?
A
in, op, onder
B
gedurende, tijdens, te
C
heel, niet, snel

Slide 37 - Quiz


Een bijwoord kan iets over een een ander bijwoord zeggen.
A
waar
B
niet waar

Slide 38 - Quiz

Oefenen met awv en bw
a Je merkt opeens dat die broer van je in veel situaties heel 

nauwkeurig werkt.

b Je vader is overduidelijk ook zo’n pietje precies.

Slide 39 - Slide

Oefenen met awv en bw
c Dat spreekwoord wil zeggen dat kinderen meestal veel 

eigenschappen van hun ouders hebben meegekregen.

e Dergelijke gelijkenissen werden vroeger ook al opgemerkt.

Slide 40 - Slide

Maken:
opdracht 7, 8AB, 9, 10

Slide 41 - Slide

Herhaling
Kijk naar opdracht 15 op blz 63 in je grammaticaboekje.
Maak samen met je docent zin a-d. 

Slide 42 - Slide

Benoem alle woordsoorten
a Een  deel  van  de  klas  kwam  uit  het  nabijgelegen  dorp  
naar  de  stad.

b Deze  leerlingen  gingen  op  de  fiets  naar  hun  school.

Slide 43 - Slide

Benoem alle woordsoorten
c Ze   klaagden   altijd   over   tegenwind.

d Een   enkeling   werd   buitensporig   boos.

Slide 44 - Slide

Maak de volgende opdrachten van H5:
6, 11, 12, 14AB, 16

Slide 45 - Slide