This lesson contains 17 slides, with text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Welkom
Wat heb je vandaag nodig?
Je boek voor Nederlands, een schrift en een pen.
Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :)
Slide 1 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
- Wat weet je nog...
- Huiswerk bespreken
- Video kijken
- Samen aan de slag
- Zelf aan de slag!
- Pauze
Slide 2 - Slide
Wat weet je nog...
Het huiswerk voor vandaag was opdracht 3 af. Weet je nog iets van de tekst die je moest lezen bij die opdracht?
Of... over het onderwerp van een tekst?
Of... over alinea's?
Slide 3 - Slide
Huiswerk
Opdracht 3 (blz. 14)
Je krijgt de beurt: lees de vraag voor en jouw antwoord daarna
Je kijkt na: kijk na met een andere kleur pen, verbeter je antwoord indien nodig
Slide 4 - Slide
Woordweb maken
We gaan zo een video kijken. De video gaat over 'Vriendschap'
1. Je krijgt een papiertje
2. In het midden schrijf je; 'Vriendschap'
3. Om het woord heen schrijf je, tijdens het kijken van de video, minimaal 7 woorden over de vriendschappen op
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Samen maken!
Opdracht 5 (blz. 14-15)
We maken de opdracht samen. Je schrijft mee zodat het goed in jouw schrift staat!
We maken vraag 2 t/m 8
Slide 7 - Slide
Keuze A
Vind je Nederlands nog best moeilijk?
Wat?: opdracht 4 (blz. 15 en 16)
Hoe?: zachtjes overleggen
Klaar? Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek
Keuze B
Vind je Nederlands best makkelijk?
Wat?: opdracht 4 & 6 (blz. 15 t/m 19)
Hoe?: probeer het eens alleen! Vraag daarna je buurman of buurvrouw.
Klaar?: Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek.
timer
10:00
Slide 8 - Slide
Pauze!
tot zo :)
Slide 9 - Slide
Wat gaan we nu doen?
- Verhaal lezen
- Woordweb maken
- Aan de slag!
- Twee waarheden, één leugen
- Kahoot?
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Ik moet dit doen - Maren Stoffels
Slide 12 - Slide
Mindmap
1. Je krijgt een papiertje
2. In het midden schrijf je: Ik moet dit doen.
3. Je trekt een een lijn om 'ik moet dit doen' heen.
4. Vervolgens bedenk je woorden die bij het verhaal passen en die zet je eromheen. Denk eens aan de personen in het verhaal, waar speelt het zich af? Wat gebeurde er? Vul je woordweb eventueel aan met tekeningen.
Slide 13 - Slide
Zelf aan de slag!
Wat? Maak de startopdracht en opdracht 1 (blz. 48 en 49)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier 10 minuten de tijd voor.
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag.