Ecologie herhaling V4

Ecologie herhaling voor V4
Vogelvlucht overzicht + lessonupvraagjes tussendoor

Ecologie
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ecologie herhaling voor V4
Vogelvlucht overzicht + lessonupvraagjes tussendoor

Ecologie

Slide 1 - Slide

Binominale naamgeving voorbeeld
Soortnaam bestaat uit: 
Geslachtsnaam + soortnaam


Slide 2 - Slide

Hoe bepaal je de populatiegrootte van een populatie?
Vangen-merken-terugvangen:





x=G/M.y

Slide 3 - Slide

Een ecoloog wil het aantal konijnen in een bepaald afgeschermd natuurgebied gaan bepalen. Hiervoor gebruikt hij de methode van vangen, merken en terugvangen. Bij de eerste vangst vangt de ecoloog in totaal 44 konijnen, die vervolgens een ring om de poten krijgen. Deze konijnen worden weer losgelaten. Een week later vangt hij opnieuw konijnen. Dit keer 34 stuks, waarvan er 4 een ring om de poten hebben.
Bereken de grootte van de konijnenpopulatie.
A
5
B
374
C
176
D
577

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Zand - kleibodem
Zand
  • Grote bodemdeeltjes 
  • Grote luchtholten

Klei
  • Kleine bodemdeeltjes 
  • Kleine luchtholten
--> water + mineralen vasthouden = goede bodem voor planten!

Slide 6 - Slide

verschil zand en klei

Slide 7 - Slide

De .....(kies)..... is de taak/functie van een organisme in een bepaald gebied.
A
niche
B
habitat
C
producent
D
voedselrelatie

Slide 8 - Quiz

Een nestje in een boom is een voorbeeld van
A
een levensgemeenschap
B
een biotoop
C
een niche
D
een habitat

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Verspreidingsgebied
Verspreidingsgebied: waar de soort op aarde voorkomt.
Tolerantiegrens: uiterste waarde waarbij organismen van de soort kunnen overleven. 

Verspreidingsgebied wordt bepaald door de tolerantiegrens voor abiotische factoren (=beperkende factor).

Slide 11 - Slide

In diagram 1 staat de tolerantie weergegeven van een bepaalde soort voor de concentratie zouten in de omgeving. Er is geen duidelijk optimum-punt te zien, maar een 'tolerantiegebied'. Wat betekent dat?
A
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie goed
B
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie slecht
C
Het gaat om een soort die helemaal niet kan overleven in een zoute omgeving
D
Indien de zoutconcentraties nog hoger zijn zal er een optimum ontstaan bij de soort

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wat gebeurt er als de populatiedichtheid te groot wordt?
Dichtheidsafhankelijke factoren: Voedselrelaties, parasitisme, ziekte en concurrentie
-> Negatieve terugkoppeling

Slide 15 - Slide

Populatiedynamiek
Beide diersoorten groeien en worden uiteindelijk beperkt door een dichtheidsafhankelijke factor. Waardoor verschil in verloop?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Welke voedselketen is goed genoteerd?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Van welke orde is de vos via de langste route?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quiz

Symbiose
  • Mutualisme +/+
  • Commensalisme +/0
  • Parasitisme +/-

Slide 21 - Slide

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
D
Predatie

Slide 22 - Quiz

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
D
Predatie

Slide 23 - Quiz

Piramide van aantallen
Piramide van aantallen

Slide 24 - Slide

Trofisch niveau: Producenten
  • Autotrofe organismen; kunnen organische stoffen produceren uit anorganische stoffen.

  • Foto-autotroof: Organismen die fotosynthese gebruiken
    als energiebron voor de koolstofassimilatie
    (Planten en cyanobacteriën).
  • Chemo-autotroof: Organismen die chemosynthese gebruiken als energiebron voor de koolstofassimilatie (bacteriën).

Slide 25 - Slide

Trofisch niveau: Consumenten
  • Heterotrofe organismen; nemen organische stoffen op als voedsel.
  • Consumenten van de 1e orde:
     Herbivoren en omnivoren
  • Consumenten vanaf de 2e orde:   
     Carnivoren en omnivoren

Slide 26 - Slide

Trofisch niveau: Reducenten
  • Organismen die dode resten afbreken tot anorganische stoffen (Bacteriën en schimmels).

  • Afvaleters behoren tot de consumenten

  • Reducenten maken de kringloop van stoffen sluitend.

Slide 27 - Slide

Piramide van biomassa

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Sleep de onderstaande processen naar de juiste plaats in het energiestroomschema
Het voedselaanbod 
Energieverlies via ontlasting
Deel van de energie gebruikt voor vastleggen biomassa
Deel van de energie dat opgenomen wordt in het lichaam van een organisme
Deel van het voedselaanbod dat niet wordt gegeten 
Energieverlies door dissimilatie  

Slide 30 - Drag question

BINAS 93A1

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Als natuurgebieden behouden moeten worden zoals ze zijn, moeten gebieden worden beheerd. Hiernaast zie je daar een voorbeeld van. Door vlakke gebieden te begrazen voorkom je successie en blijft het gebied als zodanig behouden.
Welke van de volgende redenen is of zijn juist om het gebied te begrazen?
A
door begrazing groeien er minder grote planten. Hierdoor is er meer zonlicht voor kleinere plantensoorten
B
door begrazing krijgen andere plantensoorten meer kans omdat er minder concurrentie is
C
door begrazing blijft het gebied behouden waardoor het als recreatiegebied kan worden gebruikt

Slide 33 - Quiz

Wat is het verschil tussen primaire en secundaire successie?
A
Bij primaire successie zijn alleen producenten betrokken, de consumenten verschijnen pas bij secundaire successie
B
Primaire successie start op kale rots, secundaire successie start met vruchtbare grond
C
Primaire successie gaat door gebrek aan concurrenten veel sneller dan secundaire successie
D
Primaire successie verloopt ongestoord, secundaire successie kent een sub-climax als eindstadium

Slide 34 - Quiz

Pioneersecosysteem
Climaxecosysteem
Sterk wisselende bodem
Kleine diversiteit aan soorten organismen
Een eenvoudig voedselweb
De productie is gelijk aan de afbraak
De kringlopen zijn gesloten
Vegetatie bestaat uit meerdere lagen
Meerjarige planten en 1 jarige planten
Een geringe Biomassa
Grote diversiteit aan organismen

Slide 35 - Drag question

De relatie tussen twee evenwichten
De overgangen van een helder naar een troebel systeem (de kritische
troebelheid) ligt niet bij dezelfde hoeveelheid meststoffen. 

De kritische troebelheid bepaalt het kantelpunt

Het ecosysteem sloot heeft dus twee evenwichten

Kleine aanpassingen hebben geen gevolgen.

Grote aanpassingen (verwijderen van vis) wel

Slide 36 - Slide

En dan nu...
Oefenen en samenvatten / leren voor jezelf

Stel vragen als je die hebt.

Slide 37 - Slide