introductie Taaldorp

introductie Taaldorp
Op je tafel ligt een blaadje: 
Vertaal het volgende gesprek en oefen dit gesprek met je buurman/ buurvrouw
leerling A- Hoi, wat is je naam?
Leerling B - zegt naam.
Leerling A- kun je jouw naam spellen?
Leerlin B spelt naam in Engels
Wissel van rol
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Middelbare school

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

introductie Taaldorp
Op je tafel ligt een blaadje: 
Vertaal het volgende gesprek en oefen dit gesprek met je buurman/ buurvrouw
leerling A- Hoi, wat is je naam?
Leerling B - zegt naam.
Leerling A- kun je jouw naam spellen?
Leerlin B spelt naam in Engels
Wissel van rol

Slide 1 - Slide

Wat hebben we de vorige les gedaan?
A We hebben gekeken naar wat we deze laatste periode nog gaan doen bij Engels.
Wat gaan we nog doen?
B Het idee was dat we met het boekje Speaking 1 zouden oefenen met het uitspreken van bepaalde klanken in het Engels. 

Slide 2 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
Lesdoel: Je weet wat het Taaldoprp inhoudt en je kan uitleggen wat het ene gesprekje beter maakt dan het andere.
(openings opdracht en 1 of 2 voorbeelden +/- 5 minuten)
A docent gaat uitleggen wat het Taaldorp inhoudt en wanneer het zal zijn. 
+/- 8 minuten
B- We gaan naar 3 gesprekjes op papier kijken en welke het minst goed is en welke het best (en waarom?) +/- 10 minuten
C - wat maakt het ene gesprek beter dan het andere gesprek? +/- 10 minuten
D- We gaan gesprekje B vertalen op het blaadje en oefenen +/- 10 minuten
E- we wisselen van gesprekspartner en doen het gesprekje +/- 5 minuten
F- je beschrijft mensen op plaatjes  +/- 10 minuten
G- docent legt uit hoe de gesprekjes worden beoordeelt +/- 5 minuten
H- Afsluiting- Wat heb je geleerd en check +/- 5 minuten


Slide 3 - Slide

A Taaldorp
Wat is een taaldorp? Bij een taaldorp moet je op bepaalde plekken in de school gesprekjes doen. In ons geval zijn er 3 onderdelen:
- politiebureau
-restaurant
-Dokter

Bij elke plek zitten 1 of meerdere docenten en je moet daar een gesprek voeren in het Engels. Je krijgt een beoordeling bij elk gesprek. De punten worden opgeteld en het gemiddelde levert dan je cijfer op voor het Taaldorp.

Slide 4 - Slide

De voorbereiding
- Vandaag beginnen we met de introductie en we beginnen met oefenen met het 1e onderdeel , the police station. Tijdens de lessen gaan we alle 3 de onderdelen behandelen. Je kan natuurlijk altijd thuis oefenen en op It's Learning, bij het vak 3-Engels, bij content vind je altijd extra informatie. Je vindt dit in het mapje - Taaldorp.  Je vind er ook 'de gesprekjes'. De gesprekjes zijn richtlijnen. Per onderdeel zijn er 3 versies A,B en C. We oefenen met allemaal. Je mag zelf dingen toevoegen / improviseren, maar het moet kloppen met wat er in die gesprekjes staat,

Naast het gericht oefenen voor het Taaldorp zullen we ook oefenen met het boekje ; Speaking 1- om te oefenen met uitspraak / klanken.

Slide 5 - Slide

Het Taaldorp
Wanneer?  de laatste toetsweek 1 juli , of 3 juli
Waar? waarschijnlijk in lokaal 1.05 bij techniek. 
Hoe?  je krijgt minstens 1 week van te voren een indeling via It's Learning. Er staat een dag en een tijd aangegeven (EN de definieve plek).  Je zorgt dat je 5 minuten VOOR die tijd aanwezig bent in de gang. Daar zit een docent die jouw een beoordelingsformulier geeft. Daarmee ga je naar binnen. Je geeft het scoreformulier bij het politiebureau. Die geeft je 1 van de 3 versies van de gesprekjes in het Nederlands , je leest het door, doet het gesprek, docent vult scoreformulier in, geeft het terug en je volgt de pijlen naar het restaurant. Daar geef je scoreformulier ,etc. Na het restaurant verlaat je het taaldorp en geeft je formulier aan een docent daar. De gemiddelde score wordt berekent en dat is je cijfer.
Vragen?

Slide 6 - Slide

B  Worst , good, best
Wat?  leg de 3 gesprekjes van slecht, goed, best
Waarom? Je leert wat het ene gesprekje beter maakt dan het andere
Hoe?  In groepjes van 3/4 lees je de gesprekjes. In overleg bespreek je welke minst , beter , best is
Hulp?  vraag je docent 
Tijd?  +/- 5 min docent geeft teken
Uitkomst?  docent vraagt elk groepje wat ze vonden en vergelijkt
Klaar?  geef aan bij docent en wacht even






Slide 7 - Slide

C Wat maakt het ene gesprek beter dan het andere?

Slide 8 - Open question

Wat maakt het ene gesprek beter dan het andere?
- gebruik volledige zinnen
- Wees beleefd, gebruik beleefdheidsvormen
- correctheid- de juiste woorden en grammatica
- volledigheid- meer informatie (relevant)
- informatie die de persoon die vraagt beter helpt
Deze gesprekken zijn geschreven- wat maakt het ene gesprek beter dan het andere wanneer je het hoort?

Slide 9 - Slide

Deze gesprekken zijn geschreven- wat maakt het ene gesprek beter dan het andere wanneer je het hoort?

Slide 10 - Open question

D Gesprek B vertalen en oefenen
Wat?  je gaat het gesprek B politie vertalen op je blaadje. Daarna ga je het gesprek hard op oefenen.
Waarom? Je  denkt na over wat je zegt en je oefent met de uitspraak en het gesprek
Hoe?  Je zit weer op je eigen plek, vertaalt het gesprek. Je gaat het gesprekje hard op oefenen . Daarna wissel je van rol.
Hulp?  Uit je hoofd, of gebruik Google vertalen of vraag buurman/vrouw / docent
Tijd? +/- 10 minuten- docent geeft teken.
Uitkomst?  je kan dit gesprekje hard op doen- docent kan voorbeelden vragen
Klaar?  Als je 2x het gesprekje hebt gedaan dan ga je rustig stil zitten. Docent geeft een teken.







Slide 11 - Slide

E Je gaat nu van plek wisselen. 
Zit je in de middelste rij van 2, dan schuift de persoon die rechts zit een plek naar voren (zit je vooraan dan ga je naar de achterste plek van dezelfde rij)

Zit je in de rijen aan de muurkanten , dan schuift de persoon die het dichst bij het midden zit 1 plek naar voren (zit je vooraan dan ga je naar de achterste plek van die rij
Doe nu het gesprekje nog 2x
(ben je klaar, dan wacht je )

Slide 12 - Slide

F Personen beschrijven
Bij het gesprekje van het politiebureau moet je mensen beschrijven. Je mag dit ietsje uitgebreider doen dan daar aangegeven staat.
Wij gaan zo wat plaatjes van mensen bekijken. Je maakt dan (eventueel) aantekeningen op een blaadje en na 30 seconden/ een minuut ga ik iemand vragen om de persoon te beschrijven.

It's a man. He has brown/ dark/ blond / red hair.
It is a girl/ woman. She has blue/grey/ brown eyes.
He has a moustache/ beard / sideburns 
She was wearing a blue skirt / red dress/ black jacket
He was wearing a long coat / boots/ sneakers

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Describe your neighbour
Docent gaat nu een aantal leerlingen vragen om hun buurman / buurvrouw te beschrijven.

Je hebt ongeveer 1 minuut om na te denken.

Slide 16 - Slide

Scoreformulier
Inhoud: 1,2, of 3 punten- komt de boodschap over
Correctheid: 1,2, of 3 punten- juiste woorden, grammatica
Uitspraak en vloeiendheid: 1,2,of 3 punten- 
Bonus: 1 (improviseer je, voeg je wat extra's toe
Aantal punten dus max 10
Dit gebeurt bij elk onderdeel ; punten worden bij elkaar opgeteld en gedeeld door 3; dat is je cijfer

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wanneer is het Taaldorp

Slide 19 - Open question

Uit hoe veel onderdelen bestaat het Taaldorp?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quiz