Module 3 paragraaf 1 t/m 3

De industriële samenleving 
van Nederland


De eerste fabrieken
1 / 20
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De industriële samenleving 
van Nederland


De eerste fabrieken

Slide 1 - Slide

Industriële Revolutie
  • De overgang van kleinschalige handmatige productie naar grootschalige machinale productie

  • Tussen 1750-1900 begonnen in Engeland (als gevolg van de bevolkingsgroei)

  • Belangrijke uitvindingen: Spinning Jenny, de schietspoel en de stoommachine

Slide 2 - Slide

Nederland industrialiseert laat (1)
  • Pas vanaf 1870

  • Handel blijft voor veel investeerders belangrijk: weinig vertrouwen in de industrie

  • Geen geschikte grondstoffen voor industrie

  • Op de afbeelding: papier maken rond 1800 en rond 1870

Slide 3 - Slide

Nederland industrialiseert laat (2)
  • Slechte infrastructuur

  • Grondstoffen kopen in het buitenland was duur

  • Protectionisme: landen beschermen hun eigen producten door producten uit andere landen (heel) duur te maken

Slide 4 - Slide

Nederland industrialiseert...toch
  • Vanaf 1870 steeds meer fabrieken
  • Liberalen aan de macht: meer economische vrijheid

  • Willem 1 wil van Nederland een modern land maken met goede infrastructuur en industrie

  • Voldoende arbeidskrachten 

Slide 5 - Slide

van kleinschalige handmatige productie...
... naar grootschalige machinale productie

Slide 6 - Slide

De industriële samenleving 
van Nederland



De arbeiders

Slide 7 - Slide

Gevolgen van de industrialistatie

  • Huisnijverheid (gedaan door boeren) kan niet meer concurreren tegen de fabrieken.

  • Arbeiders trekken naar de stad: urbanisatie

  • Steden groeien erg snel

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Arbeidsomstandigheden
  • Saaaaaaaai (door arbeidsdeling/lopende band)

  • Lange werkdagen (14 uur per dag)
  • Gevaarlijk

  • Geen enkel recht

  • Lage lonen (bij fouten: loon inhouden)

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Kinderarbeid
  • Goedkope arbeidskrachten

  • Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan

  • Ze zijn goedkoper

  • Hun kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Woonomstandigheden
  • Slechte woningen (snel gebouwd dus: haastige spoed...)

  • Panden die niet als woning zijn bedoeld (zoals kelderwoningen)

  • Dichtbij fabrieken

  • Slechte hygiëne, riolering en watervoorzieining

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

De arbeidsomstandigheden verbeteren langzaam
  • Samuel van Houten
  • 1874 kinderwetje
  • Onder de 12 geen arbeid
  • Tussen 8 en 12 verplicht school
  • In huishoudens en boerderijen wel werken

Slide 18 - Slide

Oprichting vakbonden
Door overleg meer inspraak krijgen
Dus geen revolutie!!!

Slide 19 - Slide

Arbeidswet 1919
Werkweek maximaal 45 uur
Maximaal 8 uur per dag
De vakbonden hadden dus succes

Slide 20 - Slide