bijvoeglijke naamwoorden (thema Technologie)

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoel
- Ik kan het bijvoeglijk naamwoord correct opschrijven. 

Slide 2 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden?

Slide 3 - Mind map

Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord geeft extra informatie over het zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld:
Het boek is klein                              De school is leuk.  
Het kleine boek                               De leuke school
Een klein boek                                  Een leuke school

Slide 4 - Slide

Uitleg

Slide 5 - Slide

Welke zin is fout?
A
De kapotte telefoon.
B
Een kapotte telefoon.
C
Een kapot telefoon.
D
De telefoon is kapot.

Slide 6 - Quiz

Welke zin is fout?
A
Het mooi meisje.
B
Het mooie meisje.
C
Een mooi meisje.
D
Het meisje is mooi.

Slide 7 - Quiz

Vul in:
Een (duur) _______ winkel.
De (rood) ______ auto.
Het (mooi) ______ schrift.

Slide 8 - Open question

Uitleg
Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

- het gouden horloge
- een papieren tas
- de ijzeren bank
- de houten tafel


Slide 9 - Slide

Maar.....
Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord bij nieuwe
stoffen eindigt niet op -en!

- de polyester trui


- het plastic tasje
- het aluminium kluisje

Slide 10 - Slide

Opdracht
Team A Roze: 
Team B Groen: 

Tip: Als je niet zeker bent, zoek de woorden dan op.
Dit kan bijvoorbeeld op:
https://woordenlijst.org/#/


Slide 11 - Slide

Alle andere woorden
Als je niet zeker bent, zoek de woorden dan op.
Dit kan bijvoorbeeld op: 
https://woordenlijst.org/#/

Slide 12 - Slide

Evaluatie
Weet je hoe je een bijvoeglijk voornaamwoord moet schrijven?
Kun je dit? 

Wat vind je nog moeilijk?


Slide 13 - Slide

Kijk naar het plaatje.  Wat zie je? Maak zinnen met een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 14 - Slide

Benoem het product en beschrijf
voorbeeld:
Het achterlicht
Het rode  achterlicht
Een  rood achterlicht

Slide 15 - Slide

Benoem het product en beschrijf
voorbeeld: 
De komkommer
De groene komkommer
Een groene komkommer
De lange groene komkommer




Slide 16 - Slide

Uitleg
Het bijvoeglijk naamwoord van een werkwoord
 (verven --> geverfd) - het geverfde huis
(koken--> gekookt) - de gekookte groenten
(bakken--> gebakken) - het gebakken brood


Slide 17 - Slide