wk 47: les 1 - 27 werkwoordspelling

Donderdag 24 november - 2GT1
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik: verwijswoorden, fictiedossier
  • Werkwoordspelling (blz. 110)
  • Aan de slag!













timer
10:00
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Donderdag 24 november - 2GT1
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik: verwijswoorden, fictiedossier
  • Werkwoordspelling (blz. 110)
  • Aan de slag!













timer
10:00

Slide 1 - Slide

Vorige les heb je geleerd...
...wat verwijswoorden zijn.

Slide 2 - Slide

Deze les ga je leren...
...wat de regels van werkwoordspelling zijn.

Slide 3 - Slide

27. Werkwoordspelling - Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm in een zin?
  • Tijdproef: tegenwoordige tijd - verleden tijd
  • Getalproef: enkelvoud - meervoud

Voorbeelden:
Ik roep mijn moeder.              Ik riep mijn moeder.
Ik loop naar school.               Wij lopen naar school.

Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Slide 4 - Slide

27. Werkwoordspelling - De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
ik-vorm (+ t)
infinitief (wij-vorm)

"lopen" als trucje invullen.

Ik loop - hij loopt
Ik word - hij wordt
Ik beantwoord - hij beantwoordt


Slide 5 - Slide

27. Werkwoordspelling - De persoonsvorm in de verleden tijd
ik-vorm + te(n)
ik-vorm + de(n)

Gisteren rustte ik uit van een voetbaltraining. (ik-vorm + te)
Gisteren beantwoordde ik mijn mail. (ik-vorm + de)




Slide 6 - Slide

27. Werkwoordspelling - Engelse werkwoorden

Managen
Hij managet           (Hij loopt)
Hij managede      (Hij rende)
Hij heeft gemanaged

 


Slide 7 - Slide

27. Werkwoordspelling - Engelse werkwoorden

Deleten
Hij deletet           (Hij loopt)
Hij deletete      (Hij werkte)
Hij heeft gedeletet

 


Slide 8 - Slide

27. Werkwoordspelling - Het voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord staat altijd samen in de zin met een vorm van hebben, zijn of worden (de persoonsvorm).

Hoe weet je of het voltooid deelwoord op een -d of een -t eindigt?
  1. Maak het woord langer in de verleden tijd
  2. Gebruikt 'T eX KoFSCHiP

De plannen zijn gewijzig...   1. Gisteren wijzigde ik de plannen   2. stam = wijziG  ---> gewijzigD       
Zijn nummer is geblok...       1. Gisteren blokte ik zijn nummer     2. stam - blokK    ----> geblokT

Slide 9 - Slide

27. Werkwoordspelling - Het onvoltooid deelwoord

Een onvoltooid deelwoord geeft aan dat iets nog gaande is. Het is dus nog niet voltooid.

Maak je door achter het hele werkwoord een -d te zetten.


Rillend stond ik op de schaatsbaan.

Lachend zwaaide ik naar mijn vriend.

Zittend keken we naar de optocht.

Slide 10 - Slide

Aan de slag!
Lees blz. 110, 112
Maak opdr. 1, 2, 7, 8, 9

Slide 11 - Slide

Einde van deze les

Slide 12 - Slide