De Present Simple en Present Continuous: Wanneer gebruik je wat?

De Present Simple en Present Continuous: Wanneer gebruik je wat?
1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

De Present Simple en Present Continuous: Wanneer gebruik je wat?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kan je uitleggen wat het verschil is tussen de Present Simple en Present Continuous en kan je deze tijden correct gebruiken in zinnen.

Slide 2 - Slide

Vertel de leerlingen wat ze aan het eind van de les kunnen en moeten kunnen.
Wat weet jij al over de Present Simple en Present Continuous?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat zijn de Present Simple en Present Continuous?
De Present Simple gebruik je voor gewoontes en feiten. De Present Continuous gebruik je voor dingen die nu gebeuren of tijdelijk zijn.

Slide 4 - Slide

Leg kort uit wat de Present Simple en Present Continuous zijn en waarvoor je ze gebruikt.
Voorbeelden Present Simple
I play football every Saturday. She speaks French fluently. They have breakfast at 7am.

Slide 5 - Slide

Geef voorbeelden van zinnen in de Present Simple en laat de leerlingen deze zinnen vertalen.
Voorbeelden Present Continuous
I am playing football right now. She is speaking French with her teacher. They are having breakfast at the moment.

Slide 6 - Slide

Geef voorbeelden van zinnen in de Present Continuous en laat de leerlingen deze zinnen vertalen.
Hoe maak je de Present Simple?
Subject + werkwoord (infinitief) + -s/-es bij he/she/it.

Slide 7 - Slide

Leg uit hoe je de Present Simple maakt en geef enkele voorbeelden.
Uitdaging: Maak de Present Simple
Maak de zin: 'He (to like) to play tennis.'

Slide 8 - Slide

Geef de leerlingen de opdracht om de zin te maken en laat enkele leerlingen het antwoord voorlezen.
Hoe maak je de Present Continuous?
Subject + to be (in de tegenwoordige tijd) + werkwoord + -ing.

Slide 9 - Slide

Leg uit hoe je de Present Continuous maakt en geef enkele voorbeelden.
Uitdaging: Maak de Present Continuous
Maak de zin: 'They (to watch) a movie right now.'

Slide 10 - Slide

Geef de leerlingen de opdracht om de zin te maken en laat enkele leerlingen het antwoord voorlezen.
Wanneer gebruik je de Present Simple?
Je gebruikt de Present Simple voor gewoontes en feiten.

Slide 11 - Slide

Leg uit wanneer je de Present Simple gebruikt en laat enkele voorbeelden zien.
Wanneer gebruik je de Present Continuous?
Je gebruikt de Present Continuous voor dingen die nu gebeuren of tijdelijk zijn.

Slide 12 - Slide

Leg uit wanneer je de Present Continuous gebruikt en laat enkele voorbeelden zien.
Samenvatting
De Present Simple gebruik je voor gewoontes en feiten, terwijl je de Present Continuous gebruikt voor dingen die nu gebeuren of tijdelijk zijn.

Slide 13 - Slide

Vat kort samen wat er allemaal is besproken en vraag of er nog vragen zijn.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 14 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 15 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 16 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.