TV 2T H3 en H 4 Verwijswoorden

Verwijswoorden (H3-H4)

blz.  82 verwijswoorden: dat, die, wat
blz. 108: verwijswoorden: waarmee of met wie


1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Verwijswoorden (H3-H4)

blz.  82 verwijswoorden: dat, die, wat
blz. 108: verwijswoorden: waarmee of met wie


Slide 1 - Slide

die, dat of wat
dat

die

wat
- het-woorden              Zie theorie en Filmpje H3

- de-woorden

- onbepaald
- overtreffende trap
- hele zin

Slide 2 - Slide

De open dag ... ik heb bezocht, was interessant.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 3 - Quiz

Bungeejumpen is het gaafste ... ik ooit heb gedaan.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 4 - Quiz

We hebben een vakantie geboekt, ... we heel leuk vinden.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 5 - Quiz

Het liefst eet Maan pure chocola, want ..... vindt ze lekkerder dan melkchocola.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 6 - Quiz

die, dat of wat
waarmee, waaraan, waardoor

met wie, aan wie, door wie


Filmpje H4
- dingen

- personen

Slide 7 - Slide

Je verwijst naar een leuke klasgenoot.
A
waarmee
B
met wie

Slide 8 - Quiz

Morgen heb ik de toets ... ik goed heb geleerd.
A
waarvoor
B
voor wie

Slide 9 - Quiz

Dit is de vriend .... ik op vakantie ga.
A
waarmee
B
met wie

Slide 10 - Quiz

Dit is de auto .... ik op vakantie ga.
A
waarmee
B
met wie

Slide 11 - Quiz

Ik weet nu over verwijswoorden:

Slide 12 - Open question