- juiste aanhef en afsluiting. (Beste of Geachte)
- alinea's maken. (witregels!)
- inleiding/kern/slot duidelijk herkenbaar
- bijvoeglijke naamwoorden (mooi, leuk, rond, groot) en signaalwoorden gebruiken (omdat, want, daardoor)
- zinnen goed gebouwd: wie + PV + rest (wanneer/wat/waar)